Zondagmiddag 11 mei 2024

Het is half vijf in de namiddag en ik maak een kleine wandeling. De zon is warm, maar wel een tikkeltje gesluierd. Mijn armen zullen gaan verbranden.

Al heel snel: ja hoor: de kleine karekiet! Een klein ondeugend vogeltje, hij doet zijn naam eer aan.  Een speelse kwetteraar, die veel kabaal maakt. Hij maakt me vrolijk.

Ik loop verder. Daar is de rivier, en daar komt een hele stoet zwanen op me af. Ik tel er 25. Paraderen ze voor mij? Nee, denk ik. Natuurlijk niet.

Ik blijf kijken. Heel langzaam trekken ze van links naar rechts voorbij. Ze lijken te kijken naar de kant. Paraderen ze inderdaad? Paraderen ze voor een stervende zwaan?

Thuis gekomen ga ik op de bank liggen. Youtube heeft een playlist voor me gemaakt. Ik hoor de finale uit de vierde orgelsymfonie van Vierne. Zeer heftige muziek. Ik geef me er aan over en ondanks de felle intensiteit val ik in slaap.

Dan word ik wakker. Welke dag is het? Ik hoor nog steeds orgelmuziek, maar het is niet meer de vierde orgelsymfonie. Ik herken niet wat youtube me inmiddels voorschotelt. Maar ik ben ontroerd: de muziek past prachtig bij de beelden in mijn hoofd. Ze passen bij het beeld van de parade van de zwanen. Ik luister het stuk helemaal af, en daarna nog een keer. Mijn gedachten zijn nog steeds  gesluierd. Is het zondag? Ook de datum ben ik kwijt. De muziek tilde me naar een andere dimensie.

Wat later voel ik me toch enigszins uitgerust. Ik zet de muziek uit. Mijn armen zijn warm, inderdaad een beetje verbrand. Ik kijk naar buiten. Nu ben ik dan eindelijk helemaal wakker. Hé, het is pas zaterdag! Buiten klinkt de roep van een vink. Schalks lacht hij het leven tegemoet.

Geplaatst in filosofie, muziek | Tags: , , | 1 reactie

Charles-Marie Widor

Ik kende Widor niet, totdat mijn oudste kleinzoon Gijs 2 jaar geleden een aantal stukken van hem op Youtube had gehoord. Ik ging daar ook maar eens naar luisteren. Gijs probeerde al snel sommige van die stukken na te spelen. Widor was voor hem net zo iemand als op dit moment sommige popartiesten uit de tachtiger jaren van de twintigste eeuw voor hem zijn. Widor of George Michael, het maakt hem niet veel uit. Ook die popartiesten beluistert hij en begint hij na te spelen. Maar over het spelen van Gijs later meer.

Charles-Marie Widor werd geboren op 21 februari 1844 in Lyon. Hij stierf 12 maart 1937 in Parijs. Zijn vader was organist in Lyon en de kleine Charles-Marie kreeg van hem dan ook zijn eerste orgellessen. Hij deed het zo goed, dat hij hem al mocht vervangen toen hij elf jaar was. In 1863 trok hij op aanraden van de Franse orgelbouwer Aristide Cavaillé-Coll naar Brussel om er bij Jacques-Nicolas Lemmens (1823-1881) te studeren. Cavaillé-Coll vond dat het gemiddelde niveau van de Franse organisten te veel was gezakt. Lemmens had nog bij Adolf Hesse (1809-1863) in Breslau gestudeerd en had daar een sterke pedaaltechniek geleerd en daar ook veel kennis opgedaan over de werken van Bach. Aristide Cavaillé-Coll haalde hem daarna naar Parijs en zorgde dat hij organist werd in de Saint Sulpice, waar zijn grootste orgel stond. Hij bleef hier uiteindelijk 64 jaar! Hij was als organist-titularis de opvolger van de overleden Louis James Alfred Lefébure-Wély. Zo had hij een toporgel voor zich alleen. Van 1890 tot 1896 werd hij benoemd tot orgeldocent aan het Conservatorium van Parijs, als opvolger van César Franck. Niet veel later werd hij ook docent compositie als opvolger van Théodore Dubois. Hij had veel leerlingen. Zijn bekendste zijn Louis Vierne, Albert Schweitzer, Arthur Honegger, Edgar Varèse, Darius Milhaud en Marcel Dupré. Deze laatste volgde hem in 1934 op in de Saint-Sulpice. Als orgelvirtuoos trad Widor op in 23 landen. Hij toerde uitgebreid door Europa: door Frankrijk, Duitsland, Nederland, Portugal, Italië, Zwitserland, Polen en niet te vergeten Engeland en Rusland. Hij bleef erg lang in het openbaar spelen: tot zijn negentigste levensjaar. Hij nam op 31 december 1933 ontslag als organist van de Saint-Sulpice. Marcel Dupré, zijn student en assistent, volgde hem op. Hij stierf in zijn huis aan de rue de Belloy 3 in het 16e arrondissement van Parijs op 12 maart 1937. Hij werd begraven in een crypte onder de Saint-Sulpice.

Charles-Marie Widor liet een honderdtal werken na. Hij is de auteur van kamermuziekwerken, waaronder pianokwintetten, trio’s en vioolsonates, pianoconcerten, een celloconcert enz.. Maar nog meer is hij bekend door zijn orgelstukken. Hij wordt wel beschouwd als de uitvinder van de orgelsymfonie. Het woord symfonie verbindt deze orgelstukken met de Duitse symfonische traditie, maar Widors symfonieën zijn veel meer dan klassieke symfonieën in vier delen. Hij schreef er tien. Zijn eerste acht orgelsymfonieën lijken meer op Franse suites dan op bijvoorbeeld de symfonieën van Beethoven. Ze zijn samengesteld uit vijf of zes karakteristieke delen, zoals Prélude, Marche, Minuet, Pastorale, Toccata. De laatste twee symfonieën zijn anders, de “Gothique” (voor Kerstmis) en de “Romane” (voor Pasen), zijn opmerkelijk vanwege hun gebruik van het Gregoriaans. Zijn composities worden nog steeds veel gespeeld, met name de beroemde Toccata, het laatste deel van zijn 5e orgelsymfonie, Deze was te horen tijdens het huwelijk van Elizabeth II, koningin van Engeland in 1947.

Hier speelt hij deze beroemde toccata zelf. Hij was toen al 88 jaar.

Widor is de lievelingscomponist van mijn kleinzoon Gijs. Ook Gijs wilde graag deze toccata spelen en hij speelde hem als toegift bij een concert twee jaar geleden in Rotterdam toen hij net negen jaar oud was. Dat klonk toen zo:

Ook nu speelt hij nog graag Widor: zoals het eerste deel van symfonie 6, de finale van symfonie 4, of de Marcia uit symfonie 3. Allemaal op zijn gehoor, steeds nadat hij het stuk eerst enkele keren heeft beluisterd. Maar nog leuker is improviseren “in de geest van Widor”. Dat is dan tevens een opdracht van zijn orgeldocent. Voor Gijs moet niet alleen de klank, maar vooral ook de entourage zo echt mogelijk zijn. Dus moet het gespeeld worden op een orgel met vijf manualen (net zo een als waar Widor op speelde, op dat van de Saint Sulpice.. Hmm, dat lukt hem met twee extra keyboardjes die dan wel jammer genoeg net iets anders zijn gestemd..)

Geplaatst in kleinzoon, muziek | 1 reactie

Beveiligd: Boekendoos

De inhoud is beveiligd met een wachtwoord. Vul het wachtwoord hieronder in om hem te kunnen bekijken:

Geplaatst in kleinzoon, muziek, pedagogiek en onderwijs | Tags: , , , , , | Voer je wachtwoord in om reacties te bekijken.

Paasmuziek

Waarom is de Matthäus Passion van Bach zo ongekend populair? Niet alleen omdat het zulke goede muziek is. Maar vooral ook omdat het gaat over een drama, iets droevigs, het lijden en sterven van een held, in dit geval Jezus Christus. Twee dagen later is het Pasen en dan is het afgelopen met de droefenis. Dan is er een jubelstemming, en jubelmuziek is nu eenmaal veel minder aantrekkelijk om naar te luisteren als dramatische muziek. Het mooiste is naar mijn idee de combinatie van beide elementen: eerst het lijden en het drama, en daarna als contrast de ontladende feestmuziek. Waar kun je dat horen? Bij twee delen uit het Credo van een Mis. Het credo is een geloofsbelijdenis, het is een opsomming van wat Christenen, in dit geval katholieken allemaal geloven.
Midden in het credo hoor je eerst het dramatische deel. :
(credo) crucifixus etiam pro nobis, Ik geloof ook dat hij voor ons is gekruisigd.
sub Pontio Pilato, onder het bewind van Pontius Pilatus,
passus et sepultus est. en dat hij heeft geleden en is begraven.

Hierna komt het jubelende deel.
resurrexit tertia die En op de derde dag is hij weer opgestaan
secundum scripturas, volgens de schriften,
et ascendit in coelum, en is hij opgestegen ten hemel,
sedet ad dexteram Dei Patris, hij zetelt nu aan de rechterhand van God de Vader,
et iterum venturus est cum gloria en zal wederkomen met heerlijkheid
judicare vivos et mortuos, om levenden en doden te oordelen,
cuius regni non erit finis. wiens rijk geen einde zal hebben.

Wat doen componisten in hun mis met deze tekst? Iedereen doet het anders, er zijn honderden missen gecomponeerd. De mooiste combinatie van deze twee tekstdelen wordt naar mijn smaak, jawel, alweer door Bach gerealiseerd, en wel in zijn Hohe Messe. Ik laat hieronder de muziek horen, volg deze zou ik zeggen met bovenstaande tekst erbij. Daarna zeg ik er nog enkele dingen over, en luister dan zou ik zeggen nog een keer. Misschien is dit wel de mooiste Paasmuziek die er is. (Je hoort Jos van Veldhoven met de Nederlandse Bachvereniging.)

Het stuk begint met een chromatisch dalende baslijn met daarboven korte motiefjes. Deze baslijn vormt een dramatische basis, in de vorm van een passacaglia-thema, en dit thema blijft het hele onderdeel herhaald worden. Het woord “crucifixus”, hij is gekruisigd, wordt buitengewoon dramatisch neergezet. Letterlijk staat er “cruci”, aan het kruis, “fixus” is hij bevestigd. Dat ging met veel pijn gepaard, vooral bij de “fi’ van “fixus” voelen we hoe hij aan het kruis wordt vastgespijkerd, er klinkt een smartelijke dissonant als voorhouding, en die horen we bij elke inzet telkens weer. Zo kunnen we intens meevoelen, hoe hij letterlijk aan het kruis is “gespijkerd”. Als dan eindelijk een nieuw tekstdeel komt, “Passus est”, hij heeft geleden, dan klinkt er een ander soort drama, nu niet meer polyfoon, maar alle stemmen klinken tegelijk. Ik zou het persoonlijk nog beter hebben gevonden als er op het woord “passus” telkens een klein crescendo zou klinken, het klinkt nu misschien net iets te neutraal, ik hoor het lijden niet zo erg. Bij “et sepultus est” wordt er op het einde bijna a capella gezongen waardoor de muziek lijkt stil te vallen: we horen in een dalende lijn hoe Jezus langzaam in het graf zakt.

Na een korte pauze (die voor mij best iets langer had mogen duren in deze opname) komt dan het triomfantelijke “et resurrexit est”, en hij is verrezen. Met veel koper erbij om het extra feestelijk te maken. De paus zegt in zijn paas-toespraak “urbi et orbi” “bedankt voor die bloeme”. Monteverdi wist al hoe je kwistig met bloemen kon strooien door solisten het woord “alleluia” met veel noten te laten versieren. Bach doet dit ook: vooral de passage “et iterum venturum est cum gloria”, en zal wederkomen in heerlijkheid,  wordt jubelend gezongen door een solist, die ongelooflijk snel allerlei versieringen moet maken: het paasfeest is nu helemaal begonnen!

Geplaatst in muziek | Tags: , , , , | Een reactie plaatsen

Aku wa sonzai shinai, Evil does not exist

Takumi is manusje-van-alles in een bergdorp op 100 kilometer afstand van Tokio. Een dorp waar de tijd stil lijkt te staan. Hij heeft een dochter van acht jaar. Zij wordt door haar vader met de auto opgehaald als de school uit is. Maar Takumi is vaak te laat bij de school en dan loopt zij maar alleen naar huis. Door een eindeloos bomen-landschap.

Tijdens de eerste minuten van deze film van Hamaguchi zie je alleen maar bomen, Er staan vooral lariksen en eiken. Je ziet de bomen alsof je op je rug ligt. Alsof je op je rug op een wagentje ligt dat langzaam door dat bos rijdt, waarbij al die bomen langzaam voorbijkomen. Je ziet alleen de hoge takken, en de lucht daarboven. Sommige bomen staan dichterbij, door de takken heen zie je nog hogere bomen. En intussen hoor je de trage muziek van Eiko Ishibashi. Minutenlang wordt je meegevoerd in een magisch decor. Zo klinkt het in de trailer:

Even later zien we, ook weer minuten lang, hoe Takumi water schept uit een bronbeek. Zorgvuldig gooit hij schepjes water die niet schoon genoeg zijn weer weg. Of we zien hem op een ander moment wilde wasabi plukken, voor het restaurant in het dorp. Of we zien hem hout hakken. Of we zien hem met zijn dochtertje door het bos lopen, hij leert haar hoe alle bomen, vogels en planten heten.

Er gaat een Glamping komen bij het dorp. Tenminste dat is de bedoeling van een projectontwikkelaar in Tokio, hij moet om subsidie te kunnen krijgen het plan er snel doorheen drukken. Zijn vertegenwoordigers, die de dorpelingen warm moeten maken, raken zelf verward als ze het plan bij een dorpsbijeenkomst presenteren. Het verloop van deze bijeenkomst is prachtig gefilmd, fascinerend is het om te kijken en te luisteren naar de verschillende dorpelingen die aan het woord komen. De vertegenwoordigers van de Glamping weten niet goed wat ze er mee aan moeten. Gaandeweg blijkt ook nog eens dat hun eigen privéleven een chaos is. Hun gedrag wordt steeds meer onzeker. Takumi zegt de hele film bijna niets, hij is net als de hoofdrolspeler van “Drive my car” heel stoïcijns. Hij oordeelt niet maar formuleert een enkele keer in korte zinnen slechts feiten. Het contrast met de verwarde stedelingen wordt steeds groter. Maar dan: het complete dorp is opeens in rep en roer als de dochter van Takumi niet uit school thuis is aangekomen. Wat is er gebeurd? Het slot van de film is verwarrend. Je blijft met heel veel vragen achter.

Componist Eiko Ishibashi heeft ook de soundtrack verzorgd van “Drive my car”, een eerdere film van Ryûsuke  Hamaguchi. Deze zagen we twee jaar geleden. Allebei zijn het films om lang van na te genieten. Bij deze nieuwe film alleen al door de beelden die op je netvlies blijven hangen. Warm aanbevolen!

Geplaatst in recensie | Tags: , , , , | Een reactie plaatsen

Beveiligd: Charles-Marie Widor en Freddy Mercury

De inhoud is beveiligd met een wachtwoord. Vul het wachtwoord hieronder in om hem te kunnen bekijken:

Geplaatst in kleinzoon, muziek | Tags: , , , | Voer je wachtwoord in om reacties te bekijken.

Hurt me

Vandaag op Valentijnsdag schreef Gijs het liedje “Hurt me.” Helemaal alleen, achter zijn keyboardje. Hij speelde in zijn eentje een begeleiding met drums, basgitaar, gitaar en intussen improviseerde hij een melodie en een tekst. In het Engels, want hij luistert naar tachtiger jaren liedjes in het Engels, dus dat doet hij dan zelf ook. Iemand doet hem pijn: “hurt me.” De dag ervoor had hij het eindverslag gekregen van de citotoetsen. Met alles zat hij op een normaal tot hoog niveau, soms zelfs op een niveau hoger dan dat van groep 8, hij zit nu in groep 7. Behalve met rekenen. Daar loopt hij ruim twee jaar achter. Maar hij wordt kriegel van al dat gedoe met school. Toen ik er gisteren bij zijn moeder om vroeg hoe het gesprek op school was geweest begon hij erbarmelijk te huilen. Hij wilde dat het ophield, al die aandacht voor zijn school. Op school weten ze met het vervolgadvies geen raad. Hij zou makkelijk naar de Havo kunnen, maar door het slechte rekenen zou het hooguit VMBO TL kunnen worden. Maar de onderwijzers begrepen heel goed dat hij zich daar niet op zijn plaats zou gaan voelen, ze wisten ook niet wat te doen.

Hij krijgt tegenwoordig best veel huiswerk, voor Engels, topo enz. Ook moet hij weer een werkstuk maken. En dan heeft hij natuurlijk ook nog de opgaven voor orgel. Eigenlijk heeft hij daar allemaal geen zin in, hij wil liedjes maken, minecraft spelen, vlogs verzinnen, dat soort werk. En dan zeuren ze weer aan zijn kop. Ook de opgaven voor de orgelles boeien hem niet. Dat komt vooral omdat hij dan al die ingewikkelde nootjes moet lezen en pas moeizaam aan muziek maken toe komt. Zijn leraar merkt dat ook steeds meer.

Op deze zelfde Valentijnsdag had hij weer orgelles. Hij had de eerste twee pagina’s van “Jezus vol liefde”, een lied uit het Evangelisch liedboek op de melodie van de beroemde canon van Pachelbel moeten studeren. Best wel lastig vanwege de toonsoort A majeur. Maar ook de ritmiek is niet al te eenvoudig. Toch zou hij dit makkelijk moeten kunnen als hij regelmatig zou studeren, maar dat gebeurt nauwelijks. Het gaat uiteindelijk wel komen, maar het gaat erg langzaam en moeizaam. Voor de volgende les dit dus nog een keer oefenen, en de volgende twee pagina’s erbij.

Zomaar uit het niets begon zijn docent daarna te spelen. Hij speelde een fuga (hieronder het laatste deel daarvan)

Zonder verdere instructies: ‘En nu jij’. Zonder blikken of blozen begon ook Gijs te spelen.

Opdracht: verzin voor de volgende les uit je hoofd een vierstemmige fuga.

Toen lieten ze aan elkaar nog wat dingen horen. Ken je deze? Zijn docent speelde een stukje fuga, onmiddellijk daarna speelde Gijs.

Zijn docent speelde een stukje van de eerste inventie van Bach, maar werd door Gijs onderbroken door een stukje van de inventie in A mineur.

En ken je dit? De docent speelde een fragment van Bohemian Rapsody van Queen.
-‘Ja, ik ken het wel, maar weet even niet meer wat het is. O ja, van Queen.’

Gijs probeerde het ook. Toen zijn docent nog een keer: neem dit stukje maar als voorbeeld en dan moet je thuis gaan improviseren op dat thema.

Lekker uit je hoofd spelen, zonder nootjes. Dat zou best wel weer eens leuk kunnen worden. Maar daarnaast gaat het leven stug door. Ook al is “Jezus vol liefde”, we zijn nu de passietijd ingegaan. Jezus krijgt veel pijn te verduren. Maar ook Gijs, bijvoorbeeld om het muziekstuk “Jezus vol liefde” in zijn vingers te krijgen. “Do not hurt me”. Hij zal het vast wel weer van zich afzingen. Als de nieuwe Freddy Mercury.

Geplaatst in kleinzoon | Tags: , , | 1 reactie

Open Dag

Mijn dochter had gevraagd of ik misschien met Gijs naar de open dag van het Conservatorium van Den Haag wilde gaan. Het was voor haar te hectisch op die dag. Bij haar en ook bij mij zijn er emotionele dingen gaande welke vragen om af en toe een vorm van afleiding. Bovendien wilde ik ook graag meer weten over met name de Jong-Talent klas. Ook mijn vrouw ging mee. Dus gezellig gingen we met ons drietjes in de auto naar den Haag. 
-‘Op een open dag mag je in principe overal naar binnen lopen’, vertelde mijn vrouw.
-‘Er worden op zo’n dag concerten en openbare lessen gegeven. En je kunt heel veel informatie krijgen. Heel veel mensen zitten er voor klaar om op alles wat je wil weten antwoord te geven. Maar: je mag niet alleen zomaar ergens naar binnen gaan, altijd samen met ons, anders zijn we je zo kwijt!’

De parkeergarage naast Amare leek wel een “backroom”. Gijs zijn fantasie sloeg gelijk helemaal op hol. Allerlei werelden van zijn favoriete computerspel minecraft leken daar niet zozeer virtueel, maar helemaal in het echt aanwezig te zijn.
Toen liepen we naar binnen. Er klonk muziek! En dat bleek op meer plaatsen zo te zijn. Opeens was Gijs verdorie toch verdwenen. We keken om ons heen en we zagen de ingang van de grote concertzaal. Ja hoor, daar zat hij lekker op de zoveelste rij, te luisteren. We gingen naast hem zitten. Er klonk barokmuziek, gespeeld op klavecymbel, cello en twee violen. Na twee onderdelen van een suite wilden we wel weer eens wat anders horen. Voorzichtig verlieten we de zaal.
Uit een andere ruimte klonken vreemde klanken.
-‘Wat is dat?’ Gijs keek me verward aan. Hij kon het niet thuis brengen. Ik ook niet. Het was vast iets van de afdeling elektronische muziek. Uit weer een andere ruimte klonk er jazzmuziek. Dat herkende hij gelijk. Hij dacht dat het iets van Oscar Peterson zou zijn. Dat zou zomaar gekund hebben.
-‘Er is hier overal muziek!’
Maar waar we in ieder geval ook voor kwamen was, om meer informatie over de “jong talent”- klassen te krijgen. Daarvoor moesten we op de zesde verdieping zijn. We zagen daar gelijk allemaal klaslokalen, maar daar klonk geen muziek. Het waren klassen van de middelbare school en op het einde waren er ook nog twee klassen van het basisonderwijs: klassen van de groepen 7 en 8. De klas van groep 7 leek wel wat op die van zijn huidige school, alleen was hij kleiner: tot 21 kinderen konden er in. Een jongen van groep 8 en een meisje van groep 7 verwelkomden ons en schoten Gijs aan. Zij wisten er alles van. Van het rooster,  van de leuke dingen (knutselen voor de kerst, zwemmen), van de studielokalen waar je een aparte sleutel voor kreeg enz.
-‘Wat speel jij?’
-‘Kerkorgel.’
-‘Wat leuk!’
-‘En jij?’
-‘Ik speel harp.’
-‘En ik speel slagwerk, allerlei verschillende soorten, bijvoorbeeld marimba.’
Het “harpmeisje” liet wat schoolschriften zien, bijv. eentje van aardrijkskunde. Het leek erg op wat hij al kende. Er bleek ook een lokaal te zijn waar je orgel kon studeren. Dat was lokaal 563. We gingen er heen. Inderdaad, we zagen vanuit de gang een soort electronisch orgel met twee manualen en een pedaal. Maar er zat iemand in dat lokaal die op een ander instrument speelde, hij was duidelijk aan het studeren.

Toen gingen we naar de coördinator van de Jong Talentklas. Ze had Gijs eigenlijk weinig meer te vertellen, hij wist inmiddels alles al.
-‘Alleen een ding moeten jullie wel weten: Ik heb autisme.’
De vrouw verblikte nog verbloosde.
-‘Heb je daar last van?’
-‘Eh ja, of eh nee.’
-‘Och, ik heb een oudere broer, die heeft ook autisme.’
-‘Heeft die zwaar autisme?’
-‘Eigenlijk best wel.’
-‘O, maar dat heb ik niet. Ik heb het in een lichte variant. Weet u iets van autisme?’
-‘Ja zeker, en geen enkele autist is hetzelfde.’

Of er nog vragen waren? We vertelden dat het best wel lastig zou zijn om naar het Conservatorium te gaan vanuit Schoonhoven. En zij vertelde dat als Gijs zou komen hij de enige orgelleerling zou zijn in de Jongtalent-klas. En dat ze bezig waren om te kijken wat ze konden regelen voor hem. En dat zijn moeder altijd kon bellen.
-‘Dank je wel!’
We gingen weer naar buiten.

In de auto op weg naar huis sloeg de onzekerheid toe. Hij wilde, dacht hij,  toch liever naar een middelbare school in Schoonhoven, en die afmaken en voorlopig bij zijn orgeldocent in Gouda blijven. Afgelopen woensdag verzon hij op les zelf barokversieringen bij een variatie op een thema van Willem Vogel. Bij zijn vertrouwde docent. In de prachtige St. Janskerk.

Geplaatst in kleinzoon, pedagogiek en onderwijs | Tags: , , | 2 reacties

Beveiligd: Muziek en rekenen

De inhoud is beveiligd met een wachtwoord. Vul het wachtwoord hieronder in om hem te kunnen bekijken:

Geplaatst in kleinzoon | Voer je wachtwoord in om reacties te bekijken.

Beveiligd: Een vals kerstconcert en een popidool

De inhoud is beveiligd met een wachtwoord. Vul het wachtwoord hieronder in om hem te kunnen bekijken:

Geplaatst in kleinzoon | Tags: , , | Voer je wachtwoord in om reacties te bekijken.

Getijden

Wij wonen aan de Lek, 3 km ten oosten van het dorp Lekkerkerk. Omdat het nog steeds hard waait uit het zuidwesten wordt het water in de Lek extra hoog. Tot en met donderdag blijft het hard waaien, steeds uit westelijke richtingen. Het water wil naar het westen, naar de zee, maar het wordt terug geblazen. Zo stuwt het ook bij ons omhoog, Behalve dinsdag wordt er ook nog eens elke dag vrij veel regen verwacht. Het weer is grillig, hoe het op het einde van de week uitpakt blijft onzeker. Wat we zeker weten is wat er gebeurt door eb en vloed. En dat zie je ook elke dag weer heel duidelijk. We hebben waar ik woon namelijk met getijden te maken. Het verschil tussen eb en vloed is hier steeds tussen de 60 en 120 cm. Op dit moment is er een meter verschil tussen eb en vloed. Donderdag is het volle maan, dat betekent dat het zaterdag springtij is, de vloed kan dan nog net iets hoger uitpakken. Hier de getijdentabel voor Krimpen aan de Lek. Die komt min of meer overeen met hoe de getijden ook bij ons zijn.

Je ziet dat de tijden van hoog water elke dag 40 tot 50 minuten naar achteren opschuiven: vandaag was het vloed om 14:23 uur, morgen om 15:15 uur. (Daar tussen in, in de nacht, heb je trouwens ook nog een keer hoog water). Wil je waar ik woon het water op zijn hoogste punt zien, dan moet je vooral letten op de tijden dat het vloed wordt.
Vandaag maakte ik enkele foto’s rond het moment van deze vloed. Zo hoog heeft de Lek dit jaar nog niet gestaan.

Hier staan normaal riet, droog gras en kruiden, Een eindje voorbij de bomen stroomt de Lek

Zo loop je vanaf het wandelpad naar het strandje. Het strandje is er niet meer en je zou er ook niet meer bij kunnen komen met droge voeten.

Achter de laatste rietkraag in de verte is nog een pad met braamstruiken aan beide kanten. Dat is er niet meer. Achter dat Riet zie je water, dat is de Lek. Ook alle andere wandelpaden en bruggetjes, ondanks dat ze hoger gelegen zijn, staan blank, zoals je hier op de voorgrond ziet. De hondenbezitters gaan nu noodgedwongen maar ergens anders heen…

Geplaatst in natuur | Tags: , | Een reactie plaatsen

Winter, weer en wind

-‘We moeten even naar buiten’ zei mijn vrouw. ‘Even van de storm genieten’. Ja, de elementen, maar…  brrr… Zou ik daar nu wel echt van kunnen genieten?
Dikke regenjas aan, muts op, daar liepen we langs de dijk, gelukkig met de wind in de rug. Maar ik wist dat dat straks andersom zou zijn. Zou je het bruggetje bij het natuurgebied bij de Lek nog kunnen zien? Ja hoor, nog net. Volgens de voorspellingen wordt de waterstand de komende dagen nog een stuk hoger, er wordt al gewaarschuwd dat de veerponten worden gesloten en ook de stormvloedkering bij de Algerabrug is inmiddels dicht. Ik maakte een foto richting de Lek.

-‘Ik wil terug’ zei ik tegen mijn vrouw. Ze was het met me eens. We draaiden om. Het begon inmiddels behoorlijk te regenen en nu waaide de wind recht in ons gezicht. Manmoedig bleven we naar beneden kijken, het was even stevig aanpoten. Ondanks het ongemak voelde het toch goed. Je voelt dan dat je leeft. Maar het was wel af en toe gevaarlijk. De meeste auto’s reden gelukkig voorzichtig maar toch moest ik een keertje de berm in duiken. Het laatste stukje gingen we rennen, en dan snel de deur open. De Jas en muts hingen we te drogen bij een radiator. Maar we waren wel even buiten geweest!

Het is vandaag een speciale dag, niet alleen door het weer. De zon nadert nu namelijk heel snel de Steenbokskeerkring, morgenochtend om 4:25 uur is het zover. Dan begint de astronomische winter. Vandaag en morgen zijn zo de kortste dagen van het jaar, en daarna wordt elke dag heel geleidelijk weer iets langer. Dat voelt symbolisch goed: er is weer een opwaartse trend op komst. Ik verbeeld me elk jaar weer dat ik dat verschil ook echt voel, Maar ik denk zoals gezegd dat ik het me verbeeld…
En vanavond was er nog een ander feestje. Op deze kortste dag is er toevallig een samenstand van Jupiter met de maan en wonderwel kon je Jupiter en de maan goed zien, het was even veel minder bewolkt. De telelens zag weer enkele mooie kraters op de maan.

De meest heldere “ster”, links van die hoge boom is Jupiter. Aan de andere kant van de boom dus de maan.  Boven Jupiter kon je de twee helderste sterren van het sterrenbeeld ram zien: Hamal en Sheratan.

Met mijn telelens zag ik ook de vier grote manen van Jupiter. Van links naar rechts: Ganymedes, Io, Europa en Callisto.

Ik maakte het raam snel weer dicht. Het waaide te hard…

Geplaatst in Astronomie, natuur | Tags: , , | 1 reactie

De Rechtvaardigen

Al voor de tweede wereldoorlog was er de gedachte van het stichten van een Israëlische staat. Na de catastrophe van de oorlog kwam die gedachte in een stroomversnelling. Op 14 mei 1948 riep David Ben-Goerion de onafhankelijkheid uit van de nieuwe staat Israël. De joden werden in 1948 met westerse wapens ondersteund in een onafhankelijkheidsoorlog, waarna de Arabieren buiten spel werden gezet. Veel Palestijnen verlieten het gebied. Maar toch niet iedereen vertrok: Na Joden vormen op dit moment Israëlische Arabieren de grootste bevolkingsgroep in Israël. Zij worden ook wel Israëlische Palestijnen genoemd. Het land werd een thuishaven voor veel joden die de tweede wereldoorlog hadden overleefd maar ontheemd waren. Joden bijvoorbeeld uit Polen of Litouwen. Met die dingen in je achterhoofd, en wat we jaarlijks horen bij de vier mei herdenking, is de stichting van de staat Israël begrijpelijk.

Wij waren ruim drie jaar geleden in Litouwen. We hebben het land ,de cultuur en de geschiedenis toen tot ons genomen. Centraal bij ons bezoek stond de periode rond 1900 toen de componist Čiurlionis leefde. Daar schreef ik eerder enkele artikelen over. Maar nu iets over de joodse geschiedenis in de tweede wereldoorlog daar. In Vilnius was voor de tweede wereldoorlog 40% van de inwoners Joods. Vilnius was in die tijd onderdeel van de Sovjet-Unie. In Vilnius is er nog een joodse wijk waar je hier en daar met bijvoorbeeld muurschuilderingen wordt herinnerd aan de tijd dat er nog joden woonden.

Verder is er in deze stad een enigszins weggestopt museum waar de verschrikkingen in het begin van de tweede wereldoorlog via talloze foto’s en documenten op je af komen.

In Kaunas, de toenmalige hoofdstad van Litouwen, stonden maar liefst 15 synagogen. Nu staat er nog maar een. En wil je daar een keer een kijkje nemen: er zijn geen diensten meer, maar op de deur staat een telefoonnummer waar je naar kunt bellen.

Gistermiddag waren we bij een concert in Amsterdam, of liever gezegd, een voordracht van Jan Brokken die met live muziek werd omlijst. Jan Brokken schreef “Baltische zielen” over de geschiedenis van de Baltische staten. Toen wij in Litouwen waren hadden we dat boek bij ons. Later schreef hij het boek ”De rechtvaardigen”. Dit gaat over de Nederlandse consul van Litouwen Jan Zwartendijk. Jan Zwartendijk werkte in Kaunas in het begin van de tweede Wereldoorlog voor Philips. Hier een foto uit 1940 uit het familie archief.

De consul van Litouwen sympathiseerde met de nazi’s en werd daarom vanuit Nederland ontslagen. Aan Jan Zwartendijk werd gevraagd om zijn functie over te nemen. Intussen wist hij ook nog propaganda te maken voor het nieuwste scheerapparaat van Philips, de Philishave. Toen hij door kreeg wat er met de joden ging gebeuren besefte hij dat hij mogelijk veel mensen kon redden door ze een visum naar een veilig land te bieden. Nederland was al niet meer veilig. Maar wel veilig was Curaçao. In lange rijen wisten in die tijd joden uit Litouwen, Polen, Duitsland, Tsjechië hem te vinden. Maandenlang schreef hij bijna non stop visa in hun paspoorten. Meer dan 2500 Joodse mannen, maar daarmee ook hun vrouwen en kinderen, kregen een visum. De Russische machthebbers die dit niet aanstond wist hij te paaien door ze een Philishave aan te bieden… De Japanse consul gaf de joden vervolgens een transitvisum voor Japan, waardoor ze ongehinderd met de Trans-Siberië-Express door konden reizen naar Japan. Zeker 95% van hen heeft hij zo het leven gered.

Dit verhaal, en het verhaal van twee geredde joden, stond centraal in zijn voordracht, die buitengewoon indrukwekkend was. Het waren 6 bij elkaar horende voordrachten die werden onderbroken door muziek. Lidy Blijdorp en Tobias Borsboom speelden muziek die paste bij de tijd en het verhaal. De enorme hectiek van het leven van Jan Zwartendijk, die onvermoeibaar al die Poolse namen met hun moeilijke spelling noteerde en de visa schreef: we voelden het bij het Allegro van de Cellosonate in d-mineur van Sjostakovitsj: wat een dramatiek! Het allegro maestoso-allegretto uit de cellosonate van Henriëtte Bosmans (ook van joodse afkomst) sloot mooi aan bij een volgend tekstonderdeel. Vlak voor het tweede deel van de voordracht die over het leven van de twee joden Leo en Bella Adler ging klonk het ingetogen “Kaddish” voor cello en piano van Maurice Ravel. Ravel schreef het op basis van twee joodse melodieën. De G van het C-mineur akkoord, die af en toe veranderde in de G van het Es akkoord, bleef een centrale toon, die voortdurend van kleur veranderde ook door de melodiese omspelingen.

Het daaropvolgende verhaal over het leven van Leo en Ella Adler was wonderbaarlijk en aangrijpend. Ze waren net pas getrouwd en Bella was in verwachting, en op een van de laatste dagen dat het consulaat nog geopend was kregen ook zij de benodigde documenten om te kunnen vluchten. Bella bleef nog even in Litouwen. Ze wilde daar bevallen. Zeven jaar bleven ze vanaf toen gescheiden en wisten elkaar uiteindelijk op een wonderbaarlijke manier weer terug te vinden. De muziek die tussendoor klonk was “Kol Nidrei”voor cello en piano van Max Bruch en “Baal shem” nr. 2 van Ernest Bloch (uit Jewish life voor cello en piano). Op het eind speelden Lidy en Tobias een arrangement van “Ständchen” van Franz Schubert. De echtelieden Leo en Bella Adler konden in New York niet aarden en verhuisden naar Basel waar Leo Rabbijn werd. Hij verlangde er naar om weer te kunnen converseren in het Duits, hij was van oorsprong een Duitse jood. Lidy speelde de zangstem van het Duitstalige lied in een prachtig eigen arrangement op cello, begeleid door Tobias. Maar ook de tekst van het lied had kunnen passen bij de voordracht. Die beschrijft “het verlangen om weer samen te zijn met de geliefde”. Dat verlangen bleef in de meest moeilijke periode bij Leo en Bella gedurende 7 jaren warm.

Na de oorlog kreeg Jan Zwartendijk een berisping van onze minister van Buitenlandse zaken Joseph Luns, omdat hij in Litouwen zijn boekje te buiten was gegaan. Het duurde tot dit jaar voor er eindelijk, na eerdere pogingen, een vorm van eerherstel kwam. Postuum dan weliswaar. Jan Zwartendijk ligt begraven in Rotterdam, op de begraafplaats van Hillegersberg. Waar volgens Jan Brokken door een zoon van Leo en Bella Adler in september 2023, maar vooral ook door de lezers van “De rechtvaardigen” gedenksteentjes op zijn grafsteen zijn gelegd.

Twee muziekstukken zoals ze door Lidy Blijdorp en Tobias Borsboom gisteren gespeeld werden kun je ook horen bij een eerdere opname gemaakt op 6 december 2023.

Geplaatst in Geschiedenis, maatschappij, muziek | Tags: , , , , , , , , | 1 reactie

Wachet auf, ruft uns die Stimme

Het is vandaag 8 december 2023. Afgelopen zondag was het de eerste zondag van de advent: de periode waarin de Christenen vol verlangen uitzien naar Kerstmis, de geboorte van Jezus. De laatste zondag daarvoor wordt ook wel Eeuwigheidszondag genoemd. Dat is een dag in het kerkelijk jaar die vooral bij de protestanten wordt gevierd. De doden van de kerkelijke gemeente worden dan herdacht. Het is een dag die je kunt vergelijken met 2 november in de katholieke kerk: Allerzielen. Bij deze dag hoort een kerklied uit 1599 van Nicolai: Wachet auf, ruft uns die Stimme. De melodie van dat kerklied is gebaseerd op een bekend deuntje van de Neurenbergse schoenmaker en meesterzanger Hans Sachs, maar heeft er inhoudelijk niets mee te maken. Het kerklied heeft deze tekst en melodie:

 

De beginnoten van de melodie – een stijgende gebroken grote drieklank met even later een sext – staan oorspronkelijk voor het aankondigende signaal van de poortwachters. Zij waarschuwen de geliefden om niet door te slapen tot de ochtend aanbreekt nadat ze samen de nacht hebben doorgebracht. Maar de tekst krijgt een nieuwe betekenis. Het signaal van de wachters kondigt de komst van de verlosser aan. “Zion” is een personificatie van “Jerusalem”. De maagden zijn waarschijnlijk een verwijzing naar de tien maagden uit het evangelie van die dag. Op diezelfde zondag wordt namelijk ook de parabel van de vijf dwaze en de vijf wijze maagden gelezen. (Mattheüs 25:1-13. ) We lezen daar:

Tien meisjes gingen met hun olielampen een bruidegom tegemoet. Vijf wijze meisjes namen extra olie mee in kruiken; vijf dwaze meisjes deden dit niet. De bruidegom liet op zich wachten en de meisjes vielen in slaap. Midden in de nacht werd geroepen: “Daar is de bruidegom!” De vijf wijze meisjes vulden hun lampen. De vijf dwaze hadden geen olie meer en vroegen de wijze meisjes om olie. De wijze meisjes weigerden hun olie te delen en suggereerden deze zelf maar te kopen. Toen de dwaze meisjes op zoek waren naar olie, kwam de bruidegom en nam de wijze meisjes mee naar binnen voor het bruiloftsfeest. De deur werd achter hen gesloten. Toen de dwaze meisjes terugkwamen en de bruidegom vroegen voor hen open te doen, zei de bruidegom: “Ik verzeker jullie, ik ken jullie niet”. De gelijkenis werd gevolgd door: “Wees dus waakzaam, want jullie weten niet op welke dag en op welk tijdstip Hij komt”.

Een mooie afbeelding van deze maagden zien we aan de buitenkant van de “Obere Pfarre” in Bamberg waar we afgelopen zomer waren:

Ook nu gaat het dus om waakzaamheid.
Het lied van Nicolai is door veel componisten gebruikt. Bach schreef cantate BWV 140 gebaseerd op dit lied, bestemd voor de laatste zondag voor de advent. Bij Bach gaat het nu niet zo zeer om waakzaamheid, maar vooral over de vreugdevolle komst van de bruidegom. Dat is natuurlijk Jezus. In het vierde deel van deze cantate klinkt het koraal gebaseerd op de melodie van Nicolai met deze tekst:

Zion hört die Wächter singen,
das Herz tut ihr vor Freuden springen,
sie wachet und steht eilend auf.
Ihr Freund kommt vom Himmel prächtig,
von Gnaden stark, von Wahrheit mächtig,
ihr Licht wird hell, ihr Stern geht auf.
Nun komm, du werte Kron,
Herr Jesu, Gottes Sohn!
Hosianna!
Wir folgen all
zum Freudensaal
und halten mit das Abendmahl.

De koraalmelodie, gezongen door uitsluitend tenoren, is vrolijk ingekapseld in de strijkersgroep. De keuze van tenoren als heldhaftige poortwachters lijkt niet toevallig. Sommige delen van de tekst passen goed bij de al bestaande koraalmelodie: de tweede zin: “das Herz tut ihr von Freuden springen” wordt uitgebeeld in een stijgend gebroken majeur drieklank in de eerste omkering, het woord Freuden klinkt dan bijzonder vreugdevol. Bij “springen” hoor je springende versieringen. Het woord “Hosianna” is kunstig verweven in de omlijstende strijkers, maar springt er toch goed uit. Ook op het einde “Wir folgen all zum Freudensaal” hoor je letterlijk hoe er naar de “vreugdezaal” wordt gegaan.

Dit koraal heeft Bach ook omgewerkt tot een koraalvoorspel voor orgel, het is de eerste van de vijf zogenaamde “Schübler Choräle”. (BWV 645). Hier in een mooie vertolking van Gerben Budding op het Reil koororgel van de Bovenkerk van Kampen. Wat wordt ook nu de eenvoudige melodie van Nicolai door Bach prachtig uitgewerkt! Het einde van het kerkelijk jaar, of Eeuwigheidszondag, of hoe je deze dag ook moge noemen, klinkt vooral hoopvol en blij.

Andere artikelen die ik schreef naar aanleiding van cantates van Bach

Geplaatst in muziek | Tags: , , , , , | 1 reactie

Beveiligd: Psalm 107, Sinterklaas Kapoentje en een Ragtime

De inhoud is beveiligd met een wachtwoord. Vul het wachtwoord hieronder in om hem te kunnen bekijken:

Geplaatst in kleinzoon | Tags: | Voer je wachtwoord in om reacties te bekijken.

Piep

Gijs klaagt al enige tijd dat hij last heeft van een piep in zijn oren. Soms is het een piep die ook ik hoor en dan is hij gerust gesteld. De verwarming maakt bijvoorbeeld een zacht zoemend geluid. Zonder zijn klacht te willen bagatelliseren merk ik dat hij wel erg gevoelig is niet alleen voor muziek, maar ook voor de aard van geluiden. Als hij orgel speelt kiest hij niet zozeer voor een orgel met een imposant geluid, maar voor een orgel waar hij de klanken goed op elkaar kan afstemmen.

Hij had les in de Ontmoetingskerk in Gouda.
-‘Hè, heeft dit orgel maar 8 registers?’
Verwonderd keek hij naar de vier knoppen links en de vier knoppen rechts. Gerben legde hem uit dat je zelfs met 8 registers heel veel kon doen, en voor kerkdiensten is dat meer dan genoeg. Hij demonstreerde het met enkele combinaties.
Gijs moest beginnen. Bij een pagina van zijn lesboek die hij nog niet geoefend had was zijn concentratie bijzonder laag.
-‘Op welke noot begint de sopraan?’
Gijs keek weer naar de registers en trok weer aan het een en ander.
-‘Op welke noot begint de bovenstem van de rechterhand?’
Gijs keek Gerben verward aan.
-‘Wat is dat voor een noot?’
Eindelijk kwam er een vorm van concentratie.
-‘Een “A”. ‘
-‘Schrijf er maar bij.’


Gijs begon bij de hele melodie notennamen te schrijven. Het spelen ging gelijk een stuk makkelijker. Maar Gerben vond dat hij dat hooguit bij een beginnoot moest doen, niet bij alle noten. Daarna speelde hij een stuk dat hij al goed geoefend had.  Gerben registreerde het. Maar Gijs vond de bas niet goed klinken, en trok dus gelijk een ander register erbij. Gerben deed de registerknop onmiddellijk weer terug.  Gijs speelde en hoorde dat het niet goed klonk dus hij trok de knop weer uit. Ik zat op een afstand en begreep waarom hij dat deed. De bas klonk namelijk met tegelijk een soort piep in de tonen, dus moest door een extra registratie voor Gijs die piep verdwijnen. Het stuk dat hij eigenlijk best al aardig goed kende klonk nergens naar, voor hem kwam dat door die piep, voor Gerben omdat hij steeds stopte. Het een (stoppen) had met het ander (de piep) te maken. Hij moet het voor de volgende week nog een keer oefenen, maar nu zonder pauzes, alles gelijk achter elkaar door.

Gerben schreef nog wat op in het schrift en intussen zat Gijs weer aan de registers te trekken en begon te spelen. Hij speelde een kermisachtig muziekstukje met een zeer bijzondere klank.
– ‘Ik heb alle registers half open getrokken, dat is een grappig effect.’
Dat was ook zo. Als de registers half open zijn klinken ze voor geen meter, maar het is wel een grappig effect. Gijs had er plezier in. Het was een vrolijke afsluiting zonder piep.

Geplaatst in kleinzoon | Tags: | Een reactie plaatsen

Beveiligd: Horrorkelders en een nepsint

De inhoud is beveiligd met een wachtwoord. Vul het wachtwoord hieronder in om hem te kunnen bekijken:

Geplaatst in kleinzoon | Tags: | Voer je wachtwoord in om reacties te bekijken.

Fakenieuws?

Door enkele malloten is het bericht verspreid dat Dieuwertje Blok gaat stoppen met het Sinterklaasjournaal. Néééé!! De impact is bij sommige kinderen en volwassenen groot. Ik ben een groot fan van Dieuwertje Blok, altijd al geweest. En sommige mensen moeten er altijd blijven. Zo iemand is Dieuwertje Blok. Maar dat is niet zo, helaas. Dus ik bereid me op het ergste voor. Niet alleen ik, er zijn ook kinderen die dit erg vinden. Zo’n kind is mijn kleinzoon Gijs. Hij was helemaal van slag toen hij het bericht op youtube las.  A.s. maandag is het eerste Sinterklaasjournaal, het Sinterkláásjournaal mét:  ??? Gisteren op orgelles mocht hij nog een Sinterklaaslied als uitsmijter spelen terwijl zijn orgeldocent de volgende leerling ging ophalen. Na een zinnetje stopte Gijs en vertrok. Hij had er gewoon geen zin meer in door waar hij alsmaar aan moest denken. Zijn gezicht stond op onweer.

Vandaag was hij weer bij ons, grootouders, en het eerste wat hij tegen me zei:
-‘Denk je dat Dieuwertje Blok er weer is maandag?  Het hele feest is voor hem bedorven als Dieuwertje Blok het Sinterklaasjournaal niet meer presenteert. Het hoort erbij, net als pepernoten. Zonder Dieuwertje Blok ligt er een grote schaduw over de hele tijd tot 6 december. Maar Gijs en ik beginnen te denken te weten hoe het allemaal in mekaar zit. Elk jaar is er in het Sinterklaasjournaal toch sprake van een ramp, iets dat mogelijk alles in de war stuurt? En dit jaar is dat wellicht het (tijdelijk?) er niet zijn van Dieuwertje Blok? Het thema is misschien wel “fakenieuws”! Ja, al doordenkende, dat moet het zijn! Anders zou het allang gezegd zijn in het gewone journaal, dat kan niet anders.

Helemaal gerust zijn Gijs en ik er niet op. Hij overweegt een petitie te gaan opstellen: “Dieuwertje moet blijven! Ik denk nog niet dat dat nodig is. Maar zeg er wel bij dat het me niet zou verwonderen als het dit jaar voor de laatste keer is dat ze erbij is. Haar afscheid wordt dan zo een beetje voorbereid.

Eergisteren hadden we het nieuws nog niet gehoord. Roosmarijn was enkele dagen ziekjes bij ons geweest. Ze had onder meer voor zich zelf, weer nog een dag eerder, een mooie Sinterklaasmijter geknutseld. Toen hij klaar was bleef hij bijna de hele rest van de dag op haar hoofd, bij alles wat ze nog deed.

Nu kwam Gijs en Roos vroeg?
-‘Wil jij er ook een?’
Dat wilde Gijs wel. Ze maakte er een. Intussen ging Gijs orgel spelen. Toen hij klaar was nam ze hem mee naar boven. Trots plaatste ze hem terwijl hij orgel speelde op zijn hoofd. Gijs vond het prima en toen bleef hij vanaf daarna gelijk in zijn rol. Hij vond het wel wat hebben, Sinterklaas die zijn eigen Sinterklaasliedjes speelt.

Misschien is er toch nog een bijkomend probleem bedacht Gijs opeens! Samen met Merlijn en Roosmarijn had hij de laatste weken een Sinterklaasfilm gemaakt. Alle drie hebben ze daarin een rol gespeeld, met Merlijn voornamelijk als de cameraman. Opa en oma hebben er ook een rol in gekregen. Die film is inmiddels al wat bijgeschaafd en er is al deels achtergrondmuziek bijgemaakt en er zijn nog wat effecten. Maar… ook Dieuwertje Blók komt er in voor!
-‘Moeten we de film dan weer veranderen, als Dieuwertje niet mee doet dit jaar?’ vroeg Gijs? Maar nee toch?
-‘Dat zal niet nodig zijn’, zei ik. ‘Het is toch zeker fakenieuws?’

Geplaatst in kleinzoon | Tags: , , | Een reactie plaatsen

Eerbetoon aan Hugo Distler

Afgelopen woensdag was het 1 november. Op die dag overleed in 1942 Hugo Distler, pas 34 jaar oud. Dat is inmiddels 81 jaar geleden. Hugo Distler kende ik vooral als muziektheoreticus, als schrijver van een methode voor harmonieleer. Maar in zijn korte leven heeft hij veel meer gedaan. Vooral ook gecomponeerd. Een groot deel van zijn oeuvre bestaat uit geestelijke muziek, ook heeft hij veel voor orgel geschreven.

Zijn leven vond plaats in een woelige periode. Als kind had hij het al moeilijk omdat hij zijn echte vader niet kende, hij was namelijk geboren als buitenechtelijk kind. Net toen zijn leven wat op de rails leek te komen kwamen de nazi’s aan de macht. Veel muziek werd door hen als “entartet” beschouwd en er was ook veel wantrouwen richting de kerk. Hugo Distler was overtuigd Luthers. De Hitlerjugend mocht zingen, graag zelfs! Maar geen geestelijke liederen. Uitsluitend nazi-liederen. Zo kon Distler als kerkmusicus vaak maar met moeite aan genoeg jongensstemmen komen. Distler had een uitgesproken mening over moderne kerkmuziek:  deze “erschöpft (…) sich nicht in der Erweckung selbstgenügsamer frommer ‘religiöser’ Gefühle und Stimmungen, sondern die Kirchenmusik hat (…) in allererster Linie Verkündigung zu sein, im echten Sinn ‘Evangelium’, Heilsbotschaft von Leben und Tod und Auferstehung unseres Herrn Jesu Christi …” Religieuze muziek dient dus niet zelfgenoegzame vrome religieuze gevoelens op te wekken, maar moet de heilsboodschap uitdragen. Als componist vond hij uitdrukkelijk dat de mening van anderen niet van belang mocht zijn, hij wilde daar uitsluitend zelf zeggenschap over hebben. Met andere woorden, hij was tegen elke vorm van censuur.

In 1937, tijdens een vakantie in Zweden, begon Distler aan een a capella-Johannespassie. Voor Distler was de passie een weg tot zelfreflectie; een poging God te vinden in de gebeurtenissen van zijn tijd. Hij had al onderhandeld met uitgeverij Schott over een eventuele uitgave. Ook in zijn tijd terug in Berlijn heeft Distler nog aan deze passie gewerkt, maar het werk bleef onvoltooid. Hij vreesde voortdurend dat het verboden zou worden. Hij bewerkte later enkele delen tot losse motetten die toen ook werden uitgegeven.

Vijf jaar later, midden in de oorlog, In de nacht van palmzondag 28 op 29 maart 1942,  bombardeerde de Britse luchtmacht Lübeck, zijn geboorteplaats. Hijzelf had inmiddels werk in Berlijn en werkte daar ook. Een paar dagen later kocht hij vergif omdat er volgens hem “een eind komt aan wat een mens kan verdragen”. Hij had ondertussen vernomen dat zijn enige broer Anton bij Leningrad was gesneuveld. Enkele maanden later durfde hij het pas aan om naar zijn geboortestad te reizen om te kijken wat er was gebeurd. Hij zag de uitgebrande Dom, de platgebombardeerde Marienkirche (beide orgels waren vernield) en de restanten van de St.-Petri-Kirche. Helemaal down keerde hij terug naar Berlijn. Intussen was hij al jaren bang  om onder de wapenen te moeten. Hij was ervan overtuigd, dat God hem had verlaten en, hoewel de directeur van de hogeschool waar hij werkte hem verzekerde dat hij zeker vrijstelling zou krijgen besloot hij uiteindelijk, toen hij een oproep kreeg, om een einde aan zijn leven te maken. Hij had zich goed op zijn dood voorbereid.  Het weekend bracht hij door met zijn gezin. Na de dienst op zondag stuurde hij hen naar huis. Hij ging naar zijn kleine appartement waar hij altijd werkte, deed de gordijnen dicht en draaide de gaskraan open. Toen hij niet terugkwam naar het huis van zijn gezin zocht zijn vrouw hem op. Ze vond hem op de grond met in de ene hand een foto van haar en de kinderen en in de andere hand een kruis. Naast hem lag zijn afscheidsbrief. Een bijzonder tragisch einde dus.

Vijf jaar eerder in 1937 schreef Distler zijn 3 Geistliche Konzerte voor sopraanstem en orgel. Het was in de tijd dat de oorlogsdreiging al steeds sterker werd. Deze drie liederen baseerde hij op drie verschillende tekstfragmenten. Het waren deze stukken die ik nu onlangs online hoorde. Ze werden samen met andere werken van Distler op zijn sterfdag 1 november uitgevoerd. Ik was benieuwd of de keuze van de teksten in de context van de tijd en het leven van Distler gezien konden worden. Dus ik maak er een korte analyse van.

Het eerste lied

Het eerste lied is gebaseerd op de regels 2 tot en met 4 van Psalm 92: “Het is een kostbaar iets om de Heer te danken en zijn naam lof toe te zwaaien, om in de ochtend zijn genade en ‘s nachts zijn waarheid te verkondigen, op de tiensnarige psalter, op de luit en op de harp.”
Deze Psalm dient gezongen te worden op de “Sabbathdag”, dat is bij de joden de rustdag,  bij ons de zondag. De hele tekst lijkt een vrij neutrale inhoud te hebben, behalve dan het tekstfragment: “Het is een kostbaar iets.” Lof zingen naar de Heer is blijkbaar niet vanzelfsprekend, niet iets dat je als een soort routine doet. Ik kan me voorstellen dat dat stukje de persoonlijke invalshoek weergeeft die Distler in zijn gedachten had. Het lied klinkt speels, is in het algemeen vrolijk, en eindigt duidelijk in majeur. Het lof zingen is een groot goed, iets dat je op de been kan houden. Zo interpreteer ik het en zo voelt het ook. Dit eerste lied klinkt zo:

Het tweede lied

Het tweede lied is niet gebaseerd op een psalmtekst, maar op een fragment van een brief van de apostel Paulus, de vierde brief aan de Filipenzen. We lezen daar:
“Verheugt u over de heer overal, en nogmaals: wees blij! Het volk dat zo in het donker zwerft ziet een groot licht en boven hen die in donkere landen wonen is een groot licht te zien. Verheugt u over de heer overal, en nogmaals: wees blij! want er is voor ons een kind geboren, een zoon is er voor ons geboren, op wiens schouder gezag gaat rusten. En zijn naam is: de “wonderbaarlijke”, de “raadgever”, de “kracht”, de “held”, de “oervader”, de “vredesvorst”. Verheugt u over de heer overal, en nogmaals: wees blij! Opdat zijn heerschappij in zijn koninkrijk groot zal worden, Vanaf nu af aan tot in eeuwigheid.”

Deze tekst had ook gebruikt kunnen worden als danktekst bij het feest van Kerstmis. Er is een en al blijdschap en de reden is dat er een kind is geboren. Of het lied iets met Kerst 1937 te maken heeft betwijfel ik, ik heb ook niet de datum van de eerste uitvoering kunnen vinden. Wel dat de orgelregistraties gebaseerd zijn op de mogelijkheden van zijn eigen orgel in Lübeck, waar hij erg trots op was. De registraties staan er nauwkeurig bij. Distler heeft enkele kleine aanpassingen gemaakt in de tekst. Hij laat het stukje “over de heer” weg,  het is uitsluitend: “verheugt u, overal“. En deze tekst komt nog twee keer terug maar wordt de laatste keer voorafgegaan door een opvallend stukje nieuwe tekst dat door de zangeres en het orgel unisono wordt uitgevoerd. De ingevoegde tekst daar luidt: “Und alle sage ich euch:” waarmee de oproep tot vreugde heel nadrukkelijk wordt gemaakt. De verdere tekstdelen worden heel mooi subtiel uitgebeeld, al goed luisterende hoor je vanzelf allerlei mooie details. Ook van dit lied is de strekking vooral “vrolijkheid”, nog meer misschien dan bij het voorafgaande eerste lied.

Het derde lied

Het derde lied is ook gebaseerd op een tekst uit een brief van de apostel Paulus, dit maal op de 12e brief van Paulus aan de Romeinen.
Lieve broeders, leg u neer bij het lot van de tijd. Ben vrolijk als er hoop is, ben geduldig als u verdriet heeft. En blijf zonder onderbreking bidden.
Ik bespreek dit lied regel voor regel:

Liebe Brüder, schicke euch in die Zeit”. Dit stukje klinkt niet zo vrolijk. Het is natuurlijk ook geen goede tijd, 1937, althans zo vertaal ik het. Maar leg je daar bij neer.
Sei Fröhlich, in Hoffung.” Dat fragment wordt drie keer gezongen, telkens een stukje hoger. Ik heb associaties met het uitbeelden van de drieëenheid: de hoop wordt gegeven door God, en die is er in drie personen.
De tekst “Liebe Brüder, schicke euch in die Zeit”, wordt daarna nog een keer gezongen, nu zo mogelijk nog tragischer. Ik moest onwillekeurig aan Cantate 73 van Bach denken waarbij het gevoel van ellende bij de stervende na kortstondige hoop toch steeds weer terugkomt. Een prachtig deeltje! De wanhoop over de ellendige tijd en de mogelijk komende oorlog is hier nadrukkelijk aanwezig.
Heel kort dan het stukje: “Sei geduldig in Trübsal”. De vermaning tot geduld is er maar het klinkt heel somber, er is weinig om blij mee te zijn. Het laatste stukje “und haltet an an Gebet, ohn Unterlaß” klinkt rustig, ietwat dwingend, maar met een nog steeds wat sombere ondertoon. “Blijf onophoudelijk bidden”. Dit is wat Distler in die tijd waarschijnlijk ook deed, in een poging al zijn gedachten en zorgen de baas te blijven. Het is een prachtig mooi einde van de drie liederen.

Distler spreekt ons in deze drie liederen eerst twee keer moed in. Lofzingen is een groot goed, wees vrolijk! Maar dan: blijf bidden om deze donkere tijden de baas te kunnen blijven.

Op Youtube staat het hele concert gewijd aan de sterfdag van Hugo Distler, op het einde van dat concert klinken deze drie liederen. Het is een mooie opname, gemaakt in de Petruskerk van Woerden. Bart van der Tang zorgde voor de orgelregistraties en ook voor de video. Nanette Mans zingt en Gerben Budding speelt orgel. De opname dateert van augustus 2023, maar als premiëre was hij te horen op 1 november, de sterfdag dus van Hugo Distler. Een mooi eerbetoon!

Een deel van deze tekst is afkomstig van wikipedia

Geplaatst in Geschiedenis, muziek | Tags: , | Een reactie plaatsen

De linguaalregisters van het orgel

Waar de werking van de labiaalregisters van een orgel lijkt op de werking van een blokfluit, zo lijkt de werking van de linguaalregisters op de werking van bijvoorbeeld een klarinet of hobo. Linguaalregisters worden ook wel tongregisters genoemd. Wikipedia: Een tongwerkpijp bestaat uit de voet – die hier stevel wordt genoemd – de kop en de beker. De kop is een doorboorde stop, die op de stevel past (zoals bij een stopfles). In het boorgat is van onderen de keel met daarop de tong gestoken en van boven de beker. De tong is een dun en veerkrachtig strookje hardmessing of fosforbrons, dat de keelopening van de orgelpijp afdekt. De tong moet heel licht opgebogen zijn, zodat het vrije uiteinde dat van de keel nèt niet raakt. Wanneer er nu wind door deze opening wordt geperst, gaat de tong trillen en daarmee ook de lucht. Zonder beker klinkt dat geluid snaterend of neuzelig. Na plaatsing van de beker ontstaat de de gewenste stabiele toon. De klank lijkt op de klank van bijvoorbeeld de klarinet, hobo, fagot, dulciaan, cornet, trompet, trombone, of bazuin. Tongwerkregisters zijn in het algemeen erg krachtig en kunnen daardoor goed voor de melodie zorgen waarbij labiaalregisters in dat geval meer een begeleidende functie hebben. De tongwerken hebben dan een zogenaamde “uitkomende” functie, zij vormen de “uitkomende stem”. Vaak wordt de cornet als uitkomende stem gebruikt. De cornet is als melodiestem dan bijna steeds alleen in het discantregister te gebruiken, zo vanaf de centrale C. Alle andere lingualen hebben meestal pijpen voor alle tonen van het klavier of pedaal. Gebruik je veel tongwerkregisters tegelijkertijd dan ontstaat er een feestelijke koperklank. Als je langzaam naar een soort tutti-klank werkt bij de registratie dan eindig je met het toevoegen van steeds meer tongwerken.

In het volgende filmpje zie en hoor je hoe de linguaalregisters klinken op het Kam-orgel van de Grote kerk van Dordrecht.

Geplaatst in muziek | Tags: , , , , , | Een reactie plaatsen

De labiaalregisters van het kerkorgel

Heel globaal zijn er drie soorten orgelregisters. De zogenaamde labiaalregisters, de tongwerken en de vulregisters. Bij Gradussen online vond ik veel informatie, waar ik weer een uittreksel van maakte waarbij ik me beperkte tot een van de drie hiervoor genoemde groepen, de zogenaamde labiaalregisters. Hieronder vallen de praestanten, allerlei soorten fluiten en strijkersklanken.

Praestant (Principaal, Montre) – 32′, 16′, 8′, 4′, 2′, 1′
Het belangrijkste en tevens het basisregister van een orgel. Dit register heeft in het algemeen een vrij krachtige en matig volle,  steeds enigszins strijkende klank. De grootste pijpen staan meestal in het front en zijn dan gepolijst en ook wel met opgeworpen labia voorzien. Soms in de discant dubbel, ter verkrijging van een levendiger klank (kooreffect)

Baarpijp – 8′, 4′
Labiaalstem, open, konisch, normaal tot wijd. Vol. het midden houdend tussen een Praestant en een Wijde gedekt, maar vooral in de middenligging enigszins zangerig, duidelijk gearticuleerd en met octaaftoon aansprekend

Gemshoorn – 8′, 4′, 2′
Als Baarpijp, maar iets strijkender en enger

Fluit – 8′, 4′, 2′, 1′
Open fluit (cilindrisch of konisch) of gedekt

Flute harmonique – 8′, 4′
Overblazende Open fluit, in het 8′- en meestal ook 4′-octaaf echter niet met dubbele lengte. Vol en vrij krachtig van klank

Nachthoorn – 8′, 4′, 2′
Zeer wijde Open fluit, vrij krachtig geïntoneerd. Als 8′ ook wel een zangerige, wijde Holpijp

Dwarsfluit (flûte travers) – 8′, 4′
Een Open fluit van enge en naar boven toe vertraagde mensuur, al of niet overblazend, van metaal of hout. Als 8′ meestal alleen in de discant.

Holfluit – 8′, 4′, 2′, 1′
Meestal een wijde cilindrische Open fluit, ook wel een Holpijp van normale tot wijdere mensuur

Holpijp – 8′, 4′
Gedekte, cilindrische labiaalstem, met holle maar altijd een zangerige klank

Lieflijk gedekt – 16′, 8′, 4′
Zachte Holpijp van engere mensuur

Dubbel gedekt – 8′
Een Holpijp, gewoonlijk van hout, met dubbele labia

Roerfluit – 8′, 4′
Halfgedekte labiaalstem met roeren in de hoeden. Hoe wijder en korter het roer, des te meer nadert de klank die van een Koppelfluit (gemshoorn) . Het karakter is als van een heldere, krachtige Holpijp, echter met meer uitgesproken quint- en terts-boventoon (3e en 5e deeltoon)

Blokfluit – 4′, 2′, 1′
Wijde Baarpijp, waarvan het klankkarakter een zeer wijde Holpijp nadert. Meestal smaller gelabieerd

Woudfluit – 2′, 1′
Een vrij krachtig klinkende cylindrische open of konische fluit

Quintadeen – 4′, 16′, 8′, 4′, 2′
Enge, cylindrische, gedekte labiaalstem. Dunne ijle, gedekte klank, met strijkende, licht snuivende quint-boventoon (3e deeltoon).

Viola di gamba (Violine)– 16′, 8′, 4′
Meestal cilindrisch enge open labiaalstem van weinig volume en met duidelijke, doch milde en niet geforceerde streek. Soms een Regaal met, van onderen af gezien, cilinder-dubbele kegel-cilinder-trechter en wat gesmoorde Vox-humana-klank

Violon (Violoncello, Violonbas)– 16′, 8′
Krachtige Viola di gamba van iets wijdere mensuur

Voix céleste – 8′
Zwevend gestemde Viola di gamba, doorgaans beginnend bij klein c

Salicionaal (salicet, Fugara) – 16′, 8′, 4′
Een wijde Viola di gamba met enig volume en milde streek

Unda maris – 8′
Zwevend gestemde Salicionaal, doorgaans beginnend bij klein c

Quiz

Hieronder kun je proberen om een aantal 8-voets registers te herkennen. Ik heb op verschillende orgels telkens een stukje gespeeld gebruik makende van 15 verschillende labiaalregisters. 

praestant, holpijp, baarpijp, roerfluit, dwarsfluit, fluit dolce, flûte de neige, flûte harmonique, gedekt, gemshoorn, viola da gamba, violoncello, quintadeen, salicionaal of  vox celeste.
 
Welk register hoort achtereenvolgens bij de cijfers 1-15? De volgorde is door elkaar! En hoor je misschien ook op welk manuaal van welk orgel dat register zo klinkt? Kijk helemaal beneden naar "de oplossing".
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15

Hieronder zet ik de oplossing:

  1. baarpijp (bovenwerk, Boogaard)
  2. dwarsfluit (bovenwerk II, Hinsz)
  3. fluit dolce (rugwerk, Vierdag)
  4. flûte de neige (grand-orgue, Kleuker)
  5. flûte harmonique (Recit expressif, Kleuker)
  6. gedekt (borstwerk, Hinsz)
  7. gemshoorn (positief, Kam)
  8. holpijp (rugwerk, Boogaard)
  9. praestant (positief, Kam)
  10. quintadeen (bovenwerk, Bätz-Witte)
  11. roerfluit (hoofdwerk, Bätz-Witte)
  12. salicionaal (bovenwerk I, Hinsz)
  13. viola-da-gamba (bovenwerk, Flaes)
  14. violoncel (hoofdwerk, Maarschalkerweerd)
  15. vox celeste (zwelwerk, Maarschalkerweerd)
Geplaatst in muziek | Tags: , , | Een reactie plaatsen

Lera Auerbach: The Flights of the Angakok

De Angakok zijn de sjamanen van de Inuït. Zij zijn duizenden jaren geleden met hun volk naar het noorden getrokken. Om dat voor elkaar te krijgen hadden zij door oefening buitengewone gaven ontwikkeld. Ze trokken naar het nieuwe land in de loop van de eeuwen in negen periodes. Hun taal is in weinig te vergelijken met een taal zoals wij die kennen. Niet alleen de woorden en klanken zijn onbekend, ook de onderwerpen. Hun taal en hun mystieke ervaringen staan dicht bij elkaar. Er is bijna niets meer van over, maar door iemand als Knud Rasmussen is er in het verleden veel opgetekend van de rituelen, liederen, tekeningen en verhalen. Hierdoor kun je je ook nu nog een beeld van deze cultuur vormen.

De kunstenaar Lera Auerbach is in deze cultuur gedoken. Zij is pianist, beeldend kunstenaar en vooral ook dirigent en componist. Zij heeft geprobeerd om aan de hand van teksten van de Inuït en haar eigen muziek vooral ook het grote verhaal – de tochten van de sjamanen in het verre verleden – weer voelbaar te maken. Zij begint in het heden (flight 1) en gaat terug naar het verre verleden (flight 9). Behalve deze negen delen zijn er nog een proloog een epiloog en negen intermezzi. Hierdoor ontstaan in totaal 20 delen die vaak enigszins in elkaar overlopen.

We waren bij de derde van de vier uitvoeringen, de uitvoering in Utrecht. Ik was volkomen overdonderd. Het stuk is geschreven voor koor, piano, theremin en allerlei percussie. De theremin wordt als volgt beschreven op wikipedia: Een theremin is een elektronisch muziekinstrument dat bespeeld wordt door de afstand tussen de handen en twee antennes te variëren. De speler raakt het instrument niet aan. De theremin werd in 1919 uitgevonden door Léon Theremin en is daarmee de allereerste analoge synthesizer die in staat was traploos de toonhoogte te veranderen. In 1923 kwam dan de opvolger van de theremin: de aetherophone, een soortgelijk instrument dat lang niet zo populair werd als de theremin. De rechterhand beïnvloedt de toonhoogte en de linkerhand het geluidsvolume. Doordat minimale bewegingen al hoorbaar zijn, klinkt het instrument bijzonder expressief. De klank lijkt op die van een vrouwelijke operastem of een viool (enigszins doffer), maar het meest benadert de theremin het geluid van een zingende zaag. De percussie bestond uit onder meer een xylophoon, een vibrafoon, allerlei slagwerk maar ook bijvoorbeeld een groot ijsblok. Dat ijsblok werd eerst bespeeld als slagwerk maar op een gegeven moment brak het in stukken en vlogen de ijsstukjes alle kanten uit. Een bewust effect. Ook de zangers van het Nederlands Kamerkoor hadden af en toe een aandeel in de percussie met bijvoorbeeld “klak”-geluiden. Het werkte nooit als een toevallig effect maar als een uitgekiend en geïntegreerd onderdeel van het geheel. De zaal was donker waardoor je niets aan het tekstboek had, en dat was ook niet echt nodig. Want je miste de tekst niet, de muziek sprak voor zich zelf en het geheel was daarnaast ook een prachtig kijkspel. De instrumentalisten speelden allemaal bijzonder virtuoos, hun bewegingen leken wel dansant en ook Lera Auerbach was in haar bewegingen een en al muziek, een lust voor het oog. Je hoorde wel de overgangen naar de delen, maar waar het op dat moment over ging leek minder van belang. Ik zat van het begin tot einde op het puntje van mijn stoel en was helemaal in de ban van de muziek. Maar omdat er een opname is gemaakt voor NPOklassiek kon ik het wel opnieuw beluisteren, met ook het tekstboekje erbij. Dit voegde inderdaad wel iets toe, maar zoals gezegd: de muziek in combinatie met het zien van de uitvoering was eigenlijk al voldoende.

Ik heb van de laatste drie onderdelen van het stuk een aparte opname gemaakt aan de hand van het origineel zoals dat klonk op de radio. En ik heb er een beknopte samenvatting van de vertaling van de tekst bijgedaan. Eerst hoor je Flight 9: tocht nr. 9. Dat is eigenlijk de tocht die het verste in het verleden ligt. We ontmoeten in deze tocht geesten, schaduwmensen, een gemene hond die samen met zijn baas Sedna de wereld van de doden bewaakt. Op het einde van deze tocht bereiken we het hiernamaals: Tikeraaq! De aankomst!
Na deze negende tocht komt er een intermezzo: Sedna wordt magisch bezworen. Sedna is hier het equivalent van de grote oceaan.
Het laatste deel, de epiloog, heeft als titel: Arctica-de Kristallen spiegel. Waar tijd en ruimte elkaar ontmoeten, het noorden is in jou, het is jouw tocht. Arctica, moge je eeuwig blijven bestaan. In een prachtig polyfoon weefsel zingen de koorleden deze tekst, het golft en deint en de piano en de percussie vullen de zangers aan. In de laatste drie minuten hoor je vrijwel uitsluitend nog de piano, de theremin en de percussie. Het geheel komt dan uiteindelijk prachtig tot stilstand.

Lera Auerbach is een fenomeen. Ik kende haar niet, nu dus wel. Zij hoort nu met Goebaidoelina, over wie ik eerder uitgebreid sprak, voor mij bij de meest interessante en de beste hedendaagse componisten die ik ken.

Het hele stuk duurt ongeveer een uur en je kunt het hier terug beluisteren (vanaf 0.07:15)

https://www.nporadio4.nl/uitzendingen/avondconcert/10c83f3b-9dcb-4692-8c62-6f5396a2f534/2023-10-24-avondconcert-lera-auerbachs-flights-of-the-angakok

Geplaatst in muziek, recensie | Tags: , , , | 2 reacties

Groningen

Tijdens onze midweekvakantie van de afgelopen dagen brachten we ook twee dagen door in de stad Groningen. We hadden een hotelbon gekregen en overnachtten daarmee in het NH-hotel, net buiten de oude binnenstad. ’s Avonds hadden we een mooi uitzicht op het oosten vanuit onze kamer. Daar zagen we hoe Jupiter opgekomen was en met de telelens van de camera zag ik ook zijn vier Galileïsche manen. Van links naar rechts Ganymedes, Io, Europa en Callisto.

Om in de binnenstad te komen liepen we door de mooie Tuinstraat. Deze straat heette vroeger “Brede Gang”.  Maar de naam “Gang” werd teveel geassocieerd met een staat waar armoedzaaiers wonen. Halverwege de twintigste eeuw waren er nog veel kleine winkeltjes zoals dat van een schoenmaker, sigarenmaker, er was een loodgieter, een borstelfabriekje en een tehuis voor “ontspoorde meisjes”.  Dat alles is er niet meer, de meeste huizen zijn afgebroken en alles is stijlvol herbouwd. Nu is de Tuinstraat een mooi schilderachtig straatje met veel kleur.

Groningen is een echte studentenstad en je moet voortdurend uitkijken dat je niet door een fietser omver wordt gereden. En dat overkomt je als toerist al snel, want je kijkt voortdurend om je heen of omhoog, er is zoveel te zien. We liepen een route aan de hand van het boekje: “de binnenstad in een dag”. Dat werkt, alhoewel we er iets langer, anderhalve dag, over deden. We hebben wat foto’s gemaakt. Deze probeer ik voor een deel in de historische context van de stad te plaatsen. Zo begin ik daarom met een beknopt overzicht van de geschiedenis van de stad.

In 1040 schonk de Duitse keizer goederen in de huidige stad Groningen aan de bisschop van Utrecht. De bisschop was vermoedelijk ook verantwoordelijk voor de aanleg van een patroon van keienstraten en de bouw van de Sint-Walburgkerk rond 1100 als eigen privékapel. Deze kerk op de plaats van het huidige Martinikerkhof is trouwens in de zeventiende eeuw afgebroken. De relieken van de heilige Walburg werden daar bewaard in een rijkelijk versierde kist waar nu slechts nog wat restanten van versieringen van bewaard zijn gebleven. Deze afbeelding van de apostel Petrus zat ooit op die kist, net als die van andere apostelen. We zagen hem in het Groninger museum liggen.

Vanaf 1227 is er in de geschreven bronnen sprake van een heftige strijd tussen de bisschop en een deel van de inwoners van de stad. De macht van de bisschop, en diens vertegenwoordiger in de stad werd ernstig aangetast in 1227 bij de Slag bij Ane als bisschoppelijke troepen, die orde op zaken wilden stellen in Groningen, een smadelijke nederlaag leden. Groningen zal zich daarna weinig meer van de bisschop aantrekken.

De stad Groningen heeft binnen het Heilige Roomse Rijk nooit de juridische status van een “vrije stad” zoals Frankfurt aan de Main verworven. Maar omdat de macht van het verre Bisdom Utrecht afnam was Groningen zo brutaal dat het zonder privilege een dubbelkoppige adelaar in het stadswapen plaatste. Koning Sigismund had in 1433 de dubbelkoppige adelaar als wapen gekozen, nadat hij tot keizer van het Heilige Roomse Rijk was gekroond. Sindsdien gold dit als het symbool bij uitstek van de koninklijke macht. De wit-groen-witte band zou voortkomen uit de vlag van de Groningse prefect, die daar was namens de Utrechtse bisschop. Deze was dan wel ooit aangewezen door een keizer, maar de Groningers voelden zich vooral onafhankelijk.

In de vijftiende eeuw beleeft Groningen een periode van grote bloei. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de bouw van de huidige Martinikerk en zijn hoge toren.

Toen het schip van deze kerk klaar was werd er in 1481 een orgel in de kerk geplaatst. Dat werd in 1691-1692 vervangen door het huidige orgel, gemaakt door Arp Schnitger, met gebruikmaking van oudere onderdelen. Het is een van de meest beroemde barokorgels ter wereld.

Zo klinkt het orgel: Sietze de Vries speelt het Preludium in G-moll van Buxtehude (Buxwv147)

De stad liet rond 1470 een nieuwe aarden wal rond de al bestaande stadsmuur aanleggen, waarmee de Hunze en de Drentsche Aa ook binnen de stadsmuren werden getrokken. In 1473 verkreeg Groningen het stapelrecht, waardoor alle goederen uit de Ommelanden voortaan als eerste moesten worden aangeboden in de stad, iets dat met name onder de boeren tot veel weerstand leidde. De Duitse keizer had Groningen het recht tot macht uitoefenen in Friesland aangeboden, maar Groningen moest hier wel veel geld voor betalen. Dus weigerden ze het recht. De keizer had het vervolgens aangeboden aan Albrecht van Saksen, die het wel accepteerde. In de visie van Albrecht betekende dat niet enkel de huidige provincie Friesland, maar ook de Ommelanden met inbegrip van de stad onder zijn macht vielen. De stad was niet opgewassen tegen Albrecht en diens zoon George. Uiteindelijk wendde de stad zich tot Karel V en toen werd Groningen samen met de Ommelanden onderdeel van Bourgondië. De stad koos uit eigenbelang na het uitbreken van de opstand voor Spanje, maar sloot zich in 1594 alsnog aan bij de Republiek.

Vlakbij de Martinikerk bevindt zich de Prinsentuin. Dat is de tuin die hoorde bij het prinselijke hof van de stadhouder van Groningen. We zitten dan dus al in de tijd van de republiek, begin 17e eeuw. Het mooiste is de zonnewijzer die in die tuin is te zien. Je kunt niet alleen zien hoe laat het is. maar er valt veel meer af te lezen. Daar moet je je dan wel eerst behoorlijk in verdiepen…. Het was toen ik deze foto maakte kwart over 11. Trek daar een uur zomertijd en de 40 minuten verschil Midden-Europese en werkelijke tijd vanaf, dan kom je op ongeveer half 10. En dat klopt als je de zonnewijzer leest.

Het was rond de middag en veel studenten verlieten het academiegebouw voor een lunch. Het wemelde daar in de buurt van de leuke gelegenheden en je kon op die dag zelfs nog lekker op een terrasje zitten. Groningen kreeg in 1614 zijn universiteit, allereerst werd daar alleen theologie onderwezen en was het zo slechts een predikantenopleiding. De voorkant van het gebouw lijkt wel een grote fietsenstalling. Ik vroeg me af hoe je daar ooit je fiets kon terugvinden, laat staan er vandaan halen. Binnen in het huidige academiegebouw zie je een aantal vensters uit die tijd en ook de grafsteen van de eerste rector magnificus.

Aan de bijzondere positie van de stad als Heer van grote delen van de provincie kwam in de Franse tijd een einde. Maar toen de Fransen vrijwel alle universiteiten in Nederland sloten mochten als enige de universiteit van Groningen en die van Leiden open blijven. Bij het slopen van de vestingwerken in de loop van de negentiende eeuw ontstond op de oude wallen het Noorderplantsoen. Met prachtige vijvers en vooral ook mooie bomen.

In de twintigste eeuw breidde Groningen zich steeds verder uit. Er zijn nog veel mooie gebouwen te zien die in deze periode zijn gebouwd, zoals het politiekantoor in de stijl van de Amsterdamse school, het gebouw van het Nieuwsblad van het Noorden in Jugendstil, het van Elmpthuis in art-déco stijl en niet te vergeten het prachtige stationsgebouw. Ook andere gebouwen in de binnenstad dateren uit deze tijd.

En wat vinden we van deze gebouwen? Boekhander Godert Walter aan de Oude Ebbingestraat, Café de Sigaar aan de Hoge der A, het voormalige kledingbedrijf van N. de Vries aan de Brugstraat of restaurant de Drie Gezusters aan de grote markt waar we eierballen aten?

Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwamen in totaal 3300 inwoners om het leven, onder hen 2800 Joodse burgers. De bevrijding van Groningen in 1945 ging gepaard met een heftige strijd. Alle gebouwen en huizen aan de noord- en oostkant van de Grote markt werden verwoest, de Martinikerk en de Martinitoren bleven wonderwel gespaard. Na de oorlog breidde de stad zich verder uit, onder meer door annexatie van enkele dorpen. Een opvallend nieuw ikonisch gebouw is het gebouw van het Groninger museum, vlakbij het centraal station.

Hier zijn altijd wisselende tentoonstellingen, maar de vaste collectie is ook aardig om te bezoeken. Er zijn oude meesters te zien maar vooral ook een uitgebreid aantal schilderijen uit het begin van de twintigste eeuw van de Groningse schilders die zich verenigd hadden als groep en zich “de Ploeg” noemden. Ik laat tot slot enkele van de schilderijen zien uit die vaste collectie: Johan Dijkstra (kerkje te Oostum), Jan Altink (portret van Job Hansen) en een iets ouder schilderij uit 1856 van Jozef Israels (bezoek aan moeders graf)

Geplaatst in Geschiedenis, kunst | Tags: , , , , , , , , , , , | Een reactie plaatsen

Beveiligd: Spelen en studeren

De inhoud is beveiligd met een wachtwoord. Vul het wachtwoord hieronder in om hem te kunnen bekijken:

Geplaatst in kleinzoon | Tags: , | Voer je wachtwoord in om reacties te bekijken.

Reger, Bach en Schönberg

Bach schreef in dezelfde tijd dat hij ook het Wohltemperiertes Klavier schreef het grootste deel van “Die Kunst der Fuge”, een groot werk, waarschijnlijk bestemd om uit te voeren op clavichord. Het werk is gebaseerd op één fugathema, gecombineerd met later ook meerdere fugathema’s. Het slotdeel had moeten uitmonden in een quadrupelfuga. Historici denken dat Bach het werk zelf heeft afgemaakt, maar dat enkele pagina’s van de partituur verloren zijn gegaan. De mythe ontstond dat hij bij het schrijven van dit stuk in het harnas overleed. Gebruikelijk bij het schrijven van een fuga met vier thema’s (een quadrupelfuga) is dat je begint met het einde: het deel waar alle fuga’s bij elkaar komen. Als dat klaar is werk je terug naar het moment van drie, daarna twee en tot slot het begin met nog slechts één thema. Je moet het concept van de combinatie van vier thema’s al klaar hebben, anders gaat het nooit lukken. Zo heeft Bach dus waarschijnlijk ook gewerkt. Toen hij bezig was met het op papier zetten van het slotdeel was er een probleem met het papier, dat kun je aan die bladzijde zien. Hij is dan wellicht op een ander vel verder gegaan, maar er zijn waarschijnlijk enkele vellen verloren gegaan. Het werk is posthuum uitgekomen waardoor het zo wie zo een puzzel was om alles te ordenen. Dat er nog enkele bladzijden gecomponeerd moesten worden lijkt onwaarschijnlijk.

Dat over de mythe rond dit meesterwerk. De mythe werd natuurlijk versterkt door het vierde thema van deze fuga, het beroemde b a c h thema. In het Duits staat de letter B voor de noot Bes, de letter H voor de noot B. A en C zijn de noten a en b. Zo kon Bach zijn eigen naam als thema neerzetten. Ja, als je je eigen naam verwerkt in een muziekstuk dan krijgt dat natuurlijk een extra lading. En als je dat stuk ook nog eens niet afmaakt! Het blijft een ongelooflijk sterke werking hebben, als dit stuk wordt uitgevoerd en de muziek midden in de laatste fuga plotseling stopt. “Bach is dood maar luistert als het ware nog mee”. Zoals Reger dood gevonden wordt boven een deel van een manuscript dat hij zat na te kijken, ik schreef er al eerder dit over: In 1916 stierf hij terwijl hij de proefdruk van de bundel Geistliche Gesänge bestudeerde. De partituur lag opengeslagen bij het eerste lied, met de titel: “Der Mensch lebt und bestehet nur eine kleine Zeit, und alle Welt vergeht mit ihrer Herrlichkeit”. Het lijkt wel of hij zelf zo zijn einde heeft geregisseerd.

Reger kende Bach op en top, en ook “Die Kunst der Fuge”. Hij schreef een fantasie en fuga op basis van het B A C H thema, dit in 1900, 16 jaar voor zijn dood. In 1900 was hij net Wiesbaden ontvlucht, waar hij les had van Riemann en zelf ook les gaf, maar vooral overmatig veel drank gebruikte en niet wist wat hij met zijn leven aan moest. Terug in zijn ouderlijk huis begon hij verwoed te componeren, en daar schreef hij onder meer een orgelwerk gebaseerd op het Bach-thema.

Ik heb twee maten waar dit thema in het pedaal zit geanalyseerd: ik heb er akkoordsymbolen bijgezet en aangegeven waar er dissonanten als voorhouding (v), anticipatie (a) en doorgangsnoten voorkomen. In de toplijn klinkt dalende chromatiek, maar zodanig geharmoniseerd, samen met het Bach-thema in de bas, dat er duidelijke akkoorden klinken. Deze akkoorden lijken nauwelijks samenhang te hebben, waardoor de toonsoort gaat zweven.

Het werk is minstens net zo groots van opzet als de meeste preludium-fuga-combinaties van Bach zelf. Als je noten kunt lezen heb je erg veel steun aan de partituur, het thema is vrijwel overal steeds aanwezig. Het stuk zegt in één lange ademteug: Bach! Maar tegelijk dus ook: Reger!

Iets dergelijks zien we ook bij een componist als Schönberg in zijn eerste strijkkwartet uit 1907. Er zijn meer overeenkomsten tussen beide componisten: de voorliefde om motieven in een enigszins polyfoon weefsel als bindende factor te gebruiken voor een hele compositie. Bij Schönberg is de twaalftoonsmuziek die hij later als concept ging gebruiken onder meer het uitvloeisel van dat “motivische-eenheid” uitgangspunt. Reger was hier dus eigenlijk al 7 jaar eerder mee bezig. Het is niet voor niets dat Schönberg Reger bewonderde. Hij was er schatplichtig aan.

Strijkkwartet op.7, Schönberg

In de maten 5-8 zien we hoe de drie bovenstemmen samen telkens uitsluitend mineur-akkoorden vormen, maar dan mineur-akkoorden, welke niet in een toonsoort thuishoren. Alhoewel de melodieën afzonderlijk nog enigszins diatonisch aandoen, is het geheel van de stemmen eerder op een chromatische toonladder gebaseerd. Op markante punten verschijnen dan toch nog vage tonica- of dominantfuncties, waardoor het geheel desondanks een tonica-gericht element bevat.

Bach was het grote voorbeeld voor Reger, maar zeker ook voor Schönberg. Reger en Schönberg hebben elkaar nog gekend en Reger heeft op zijn beurt Schönberg weer beïnvloed. Zij gingen een heel andere weg dan een andere tijdgenoot en vernieuwer: Strawinsky, die niets van Reger en ook niets van Schönberg moest hebben. Schönberg noemde Stravinsky spottend “Modernski”, de afkeer was dus wederzijds. Stravinsky had meer affiniteit met de Franse muziek van die tijd. We zien zo eerder een tegenstelling Frankrijk-Duitsland. Franse muziek is meestal helder, doorzichtig en niet zo zwaar op de hand. Duitse muziek is vaak dik, wollig, complex en zwaar op de hand. Ook Bach is complex en vaak zwaar op de hand. Maar zijn tonale basis wordt door veel mensen goed begrepen en dat maakt dat hij toegankelijk blijft. In deze tijd dat alles licht en vluchtig moet zijn is er weinig plaats voor de latere Duitstalige grootmeesters van begin twintigste eeuw. Hun muziek is niet vanzelfsprekend. Maar voor mij nog steeds zeer boeiend.

Zie ook mijn artikel over Max Reger

Geplaatst in muziek | Tags: , , , , | Een reactie plaatsen

Het Kam orgel in de Grote kerk van Dordrecht

Dordrecht is de stad van de Dordtse synode van 1619. Die synode had plaats tijdens het twaalfjarige bestand in de oorlog met Spanje. Op dat moment werd het theologische geschil tussen rekkelijken en preciezen in het voordeel van de preciezen beslist. Een van de dingen die daar uit voort kwam was dat er tijdens een dienst niet meer mocht worden gemusiceerd. Uitsluitend het woord van de bijbel diende centraal te staan, de teksten mochten wel verstaanbaar gezongen worden. In veel kerken waar een orgel was werd dat instrument hooguit nog gedoogd om er muziek op te maken na afloop van de dienst of buiten de tijden van een dienst. Zo dus ook in Dordrecht. Maar rond 1630 mocht er ook tijdens diensten weer gespeeld worden, met name om gezangen te kunnen begeleiden.

Het hoofdorgel dat er nu staat dateert uit 1859, toen de Rotterdamse orgelbouwer Willem Hendrik Kam een nieuw instrument bouwde in de kas van het vorige orgel uit 1671, dat door Nicolaas van Hagen uit Antwerpen vervaardigd en door de Dordtse orgelmaker Carl Jacobsz. Pellereyn voltooid was. Het telt 51 registers en een vrij pedaal. Dit zogenaamde Kam orgel is daarna nog diverse keren aangepast.

De orgelbouwer Noorlander heeft voor haar software programma Sweelinq een sampleset van dit orgel laten maken. Ik heb, gebruik makende van een bepaalde registratie op de drie klavieren en het pedaal, een improvisatie gespeeld op dit orgel. Ik was vooral onder de indruk van de mogelijkheden van de zware pedaalbassen. Op de klavieren gebruikte ik respectievelijk de Dulciaan 8’ en Prestant 8’  op het Positief, de Trompet 8’ op het Manuaal en de zachte klanken van Baarpijp 8’, Holpijp8’, Quintadeen 8’, Viola da gamba 8’ en Vox humana 8’ op het Bovenwerk.

Nog een improvisatie op basis van onderstaande registraties, Ik wilde vooral de violon 16 laten horen die echt lijkt op een gestreken contrabas. Bij het positief: de cornet is een instrument voor de discant, in de laagte neemt de dulciaan het over

En een improvisatie met nog de clarinet 4 toegevoegd in het manuaal (=hoofdwerk) en een veel uitgebreidere registratie bij het pedaal

Geplaatst in muziek | Tags: , , , | Een reactie plaatsen

Beveiligd: Begin van de astronomische herfst

De inhoud is beveiligd met een wachtwoord. Vul het wachtwoord hieronder in om hem te kunnen bekijken:

Geplaatst in kleinzoon | Voer je wachtwoord in om reacties te bekijken.

Sweelinq versus Hauptwerk

Er is een nieuw software programma op de markt: “Sweelinq”. Musici die bekend zijn met het klassieke repertoire van rond 1600 spitsen hun oren: Sweelinck! De meest beroemde componist van Nederland van die tijd en misschien wel de beste componist die er ooit in Nederland heeft geleefd. Naar hem is deze software genoemd. Sweelinck schreef vooral muziek voor klavecimbel, orgel en voor koor. We zitten in de tijd van de reformatie waarin er grote omwentelingen plaats vinden. Geboren in Deventer als zoon van een organist, groeide hij voor een groot deel op in Amsterdam waar hij organist werd van de Oude kerk. Zoals Bach bijna 200 jaar later beroemd werd als organist, zo werd Sweelinck dat ook. Hij schijnt een zeer goede pedagoog geweest te zijn, maar ook zijn spel werd alom bewonderd.

Nu is er dus een software programma dat een geduchte concurrent lijkt te gaan worden van het programma “Hauptwerk”.  Hauptwerk bestaat al enkele decennia en is gemaakt in Amerika. Sweelinq bestaat ruim een jaar en is gemaakt in Nederland. De opzet is gelijk: Je speelt op een orgel waarbij de klank die door luidsprekers komt is gebaseerd op samples van de opgenomen orgelpijpen van een bestaand “echt” orgel. Het klinkt veel beter dan het geluid van een huisorgel. Huisorgels zijn in de loop der jaren steeds beter geworden, ook qua geluid, maar kunnen niet tippen aan het geluid dat een “Hauptwerk- of Sweelinq” orgel produceert. Ik schreef al eerder over Hauptwerk, nu wil ik na enkele weken experimenteren wat vertellen over de mogelijkheden van de software Sweelinck en deze vergelijken met die van Hauptwerk.

De hardware die je voor Sweelinq gebruikt is vergelijkbaar met die van Hauptwerk: je kunt al muziek maken met een eenvoudige opstelling en een redelijk eenvoudige computer. De firma Noorlander ontwikkelt niet alleen de software maar is al jaren ook orgelfabrikant. Tegenwoordig maken ze vrijwel uitsluitend orgels waarbij de software “Sweelinq” is ingebouwd. Je kunt dan een prachtig orgel kopen met manualen met een natuurgetrouwe aanslag en een goed functionerend pedaal, en ook de ingebouwde computer, luidsprekers, midi-aansluitingen: alles werkt perfect. Maar het geheel is zeer prijzig. Ook andere orgelbouwers zoals Sonarte bouwen dergelijke orgels, soms in combinatie met de software van Hauptwerk. Dat betekent stevig in de portemonnee tasten. Je kunt het ook veel goedkoper maken: je koopt een oud huisorgel en laat het door bijvoorbeeld Sonarte geschikt maken voor de software. Dat scheelt je honderden euro’s. Je kunt het nog eenvoudiger maken: zoek een geschikt meubel of maak dat zelf, (een bepaald soort tafel), koop een tweedehands orgelbank en probeer aan een orgelpedaal te komen waar de orgelbank overheen geschoven kan worden. Dan koop je net zoveel midikeyboards als je nodig denkt te hebben als manualen voor je orgel. Je hebt verder nog goede stereoboxen nodig die op de line out van een computer worden aangesloten. De computer die je gebruikt moet 16 of liever nog 32 GB werkgeheugen hebben en de harde schijf moet groot genoeg zijn om al die geluidsamples van de orgels die je gebruikt te kunnen plaatsen. Bij de meeste computers van tegenwoordig zal dat laatste geen probleem zijn. Verder moet dan elk pianokeyboard en ook het pedaal via USB aangesloten (kunnen) worden op deze computer. Mijn configuratie heb ik als hier net geschetst samengesteld. Wat kost dat dan allemaal samen? Laten we het geheel naar boven afronden: 4000 €. Met wat geluk, veel tweedehands spullen en wat handigheid kan het goedkoper. Complete orgels van Noorlander of Sonarte zien er mooier uit maar kosten minimaal het drievoudige.

De software Hauptwerk kan als lite versie of als pro-versie gekocht worden. De lite-versie kost in mijn geval 13 euro per maand, dat is dan dus op jaarbasis 156€. Daarvoor krijg je een gratis samplepakket van een eenvoudig Engels orgel bijgeleverd, de rest van de orgels zul je moeten kopen. Het blijkt dat er nog een groter, een drie-manualig orgel gratis kan worden gedownload bij Sonus Paradisi (een Tjechische firma die veel “gesampelde orgels” heeft vervaardigd) en ook nog een twee-manualig klavecimbel. Voor de rest van alle sample-pakketten moet je diep in de buidel tasten, je betaalt dan per orgel al gauw 600 tot 1200 euro.

De software Sweelinq koop je als jaarlicentie voor 120 euro. Alle orgels die zijn gesampled en geschikt gemaakt voor de Sweelinq software zijn op dit moment gratis. Dat zijn maar liefst 8 volledige orgels en daarnaast worden drie orgels op dit moment nog ontwikkeld. Dat is dus in ieder geval financieel veel attractiever dan hoe het bij Hauptwerk is geregeld.

De mogelijkheden bij beide programma’s zijn niet gelijk. Bij Sweelinq heb je een knop om simpel het effect van de afstand van de toehoorder tot het orgel in te stellen. De gemaakte samples laten toe om dat effect waarheidsgetrouw te verwezenlijken. Alle registercombinaties kun je eenvoudig opslaan en via een knop kun je die opgeslagen combinaties snel tevoorschijn roepen. Deze mogelijkheden ontbreken bij de software van Hauptwerk.

De gebruiksvriendelijkheid is ook niet echt gelijk. Het installeren van Hauptwerk en het aan de praat krijgen van manualen en pedaal is geen sinecure, bij Sweelinq gaat dat veel makkelijker. Sweelinq levert een minimale handleiding, ze zeggen zelf daarover: alles wijst zich vanzelf. Dat klopt dan ook weer niet helemaal, maar inderdaad, zoals gezegd gaat het eenvoudiger. De gebruiksaanwijzing van Hauptwerk is zeer omvangrijk maar dat maakt dat het bijna een studie wordt om alles door te krijgen hoe het werkt. Wie weet zijn er nog steeds allerlei mogelijkheden die ik nog steeds niet ken…

Op het scherm heb je bij elk orgel van Hauptwerk een aantal mogelijkheden van “hoe het er uit ziet”: bijv. je ziet alleen de linker registerknoppen, alleen de rechter registerknoppen, alle registerknoppen en tot slot: de weergave van eenvoudige vakjes met de namen van de registers. Bij Sweelinck heb je alleen de mogelijkheid om een scherm met “vakjes met namen”, eventueel gescheiden in een linker en rechterkant van het orgel te zien. (Als je slechts één monitor hebt zoals ik dan wil je uiteraard steeds alle registers op het scherm zien, heb je twee monitoren dan wil je ze waarschijnlijk scheiden als op een echt orgel.)
Bij Sweelinck is het mooi hoe je bij het overzicht van al de orgels op het scherm een afbeelding van al die orgels ziet. Selecteer je een van die orgels dan krijg je allerlei informatie over het betreffende orgel. Klik je er op dan wordt het orgel geladen (de bijbehorende samples). Na het instellen van registers (of het oproepen van eerder opgeslagen registercombinaties) kun je gaan spelen. Als je overschakelt via het menu naar een ander orgel dan is het terugkeren naar een eerder orgel zo gebeurd: de samples worden razend snel geladen. Bij Hauptwerk duurt dat allemaal veel langer.

Hoe staat het met de kwaliteit van de samples. Eerlijk gezegd ben ik daar nog niet uit. Behalve een aantal demoversies van orgels van Hauptwerk waarbij het grootste deel van de registers is uitgeschakeld heb je daar slechts de keuze uit twee orgels: het direct meegeleverde orgel van St. Ann’s Moseley en het gratis te downloaden orgel van Bückenburg. Het meegeleverde orgel van St. Ann’s Moseley valt erg tegen, ik denk dat de samples in die begintijd nog niet zo geweldig waren. Bij de demogeluiden van het orgel van Caen of dat van Doesburg. maar vooral ook bij het complete orgel van Bückenburg hoor ik mooie natuurgetrouwe klanken. Mijn eerste indruk is dat de samples van Sweelinq van goede kwaliteit zijn

De licenties. Hoe wordt een licentie geregistreerd? Dat gaat bij Hauptwerk via een apart software programma, “Ilock.” Telkens als je Hauptwerk opstart of een orgel laadt moet er eerst contact worden gemaakt met dat programma om te zien of je wel de juiste licentie hebt. Door mijn slechte wifi op de orgelkamer heb ik herhaaldelijk op mijn hauptwerk-computer geen internet. Ik kan dan Hauptwerk niet laden. Als dat dan wel lukt maar bij het laden van het orgel de verbinding weer even weg valt dan gebeurt er niets. Bij een hernieuwde poging, als wifi weer werkt, wordt het hele orgelbestand niet geladen maar opnieuw geïnstalleerd. Bij een omvangrijk bestand als dat van Bückenburg ben je dan al snel drie kwartier verder… Ook dat is me al meerdere keren overkomen. Ook de licenties worden bij Hauptwerk steeds aangepast: tot voor kort had je meerdere soorten (maand-, jaar- eeuwigdurend), ze hebben nu bij elke nieuwe gebruiker deze mogelijkheden geschrapt en kun je alleen nog een eeuwigdurende licentie kopen, maar als er een update komt van het programma en je die wilt hebben moet je moet je alweer veel gaan betalen.. Al die wijzigingen worden niet aangekondigd, maar gewoon ingevoerd. En er is nauwelijks een mogelijkheid tot communicatie, als er iets niet werkt of is mis gegaan is laten ze je gewoon stikken, zo van” zoek het maar uit”. Althans dat is mijn schoonzoon overkomen… Dit alles is bij Sweelinq veel simpeler. Enkele keren per maand wordt gecontroleerd of jouw licentie in orde is. In principe zijn dat de enige momenten dat je verplicht online dient te zijn. Tot nu toe heb ik daar nog niets van gemerkt. Ik vermoed dat ook dit heel soepel zal verlopen.

Samenvattend: Hauptwerk is niet gebruiksvriendelijk, heeft minder mogelijkheden en levert eigenlijk slechts één compleet en tegelijk ook goed klinkend orgel (dat van Bückenburg). Daarbij moet ik wel aantekenen dat Ik alleen maar de lite versie van Hauptwerk ken. Zou ik de pro hebben, die drie keer zo duur is, dan zou ik wellicht mogelijkheden hebben die vergelijkbaar zijn met die van Sweelinq. Hauptwerk is zo wie zo, ook in de lite versie, een stuk duurder. Verder is Hauptwerk weinig klant-vriendelijk.

Ik hoop dat Sweelinq binnenkort ook nog een orgel van Cavaillé-Coll gaat samplen. Bijvoorbeeld dat van de Philharmonie van Haarlem. Een dergelijk orgel mis ik in hun huidige aanbod. Als je genoeg geld hebt dan heeft Hauptwerk op dit moment meer aantrekkelijke orgels in het assortiment.

Binnenkort zal ik nog meer vertellen over de software van Sweelinq. En ook laten horen hoe de orgels klinken.

Geplaatst in muziek | Tags: , | 3 reacties

Piacevole

Soms staat er bij een muziekstuk, met name als het gaat om een stuk uit de barokperiode, de aanduiding “piacevole”. Dan moet je het stuk “lief” of “aangenaam” spelen. Dus zeker niet weemoedig of emotioneel. De term is verwant aan de term “dolce”.

Naar deze term heeft een achtkoppig ensemble zich genoemd, acht zangers onder de artistieke leiding van Gerben Budding, die dan meestal ook de begeleidingen op het kistorgel verzorgd. Ruim een week geleden was er een programma met werken van Schütz en Schein in de Sint-Janskerk van Gouda. Het concert is ook opgenomen, het zal over een tijdje ook op Youtube staan denk ik. Eerder voerde het ensemble ook al werken uit van dezelfde componisten als nu, Schütz en Schein. Dat programma staat wel al compleet op Youtube. Nu was het programma iets anders en de instrumentale begeleiding was ook aangepast: bij veel stukken speelde nu niet alleen een kistorgel maar ook een theorbe en een cello mee. Ik was al wat eerder in de kerk en hoorde een stukje van de generale repetitie.

Het kistorgel is gestemd in de middentoonstemming. Dat was in de tijd van Schütz en Schein de meest gebruikelijke stemming, onze huidige gelijkzwevende stemming was nog niet uitgevonden. (Overigens lezen we bij Constantijn Huijgens niet veel later hoe men daar al mee bezig was.) Het gevolg van de middentoonstemming is dat een melodie een veel meer uitgesproken karakter krijgt, omdat niet elke toonafstand gelijk is. Dat maakt dat een muziekstuk veel persoonlijker kan klinken. Misschien vergelijkbaar met hoe orgelpijpen in die tijd werden geïntoneerd: het moest niet vlak en gelijk van klank zijn. Als je een melodie speelde hoorde je bijna de karakteristiek van elke pijp. Wij zijn niet gewend om zo te luisteren, maar het loont de moeite om dat te proberen. Bij het volgende lied van Johann Herman Schein (1586-1630) is het goed te horen.

  • Die mit Tränen säen, werden mit Freude ernten. Wie met tranen zaait zal met vreugde oogsten.
  • Sie gehen hin und weinen und tragen edlen Samen. Zij gaan heen en wenen en dragen edel zaad.
  • Und kommen mit Freunden und bringe ihre Garben. En komen met vrienden en brengen hun schoven.

Let op de chromatiek bij de “Tränen”. Juist daar is het prachtige effect van de middentoonstemming goed te horen.

Het complete programma:

Heinrich Schütz – Deutsches Magnificat
Johann Hermann Schein – 3 delen uit Israelsbrünnlein
Heinrich Schütz – Stehe auf, meine Freundin
Heinrich Schütz – Ich werde nicht sterben
Heinrich Schütz – Das ist je gewisslich wahr
Johann Hermann Schein – 3 delen uit Israelsbrünnlein
Heinrich Schütz – Canticum Simeonis II

Piacevole geeft hetzelfde concert nog twee keer. Zaterdag 14 oktober 2023 in de Nieuwe Kerk van Delft om 20.00 uur en Vrijdag 10 november 2023 in de Pieterskerk Utrecht, ook om 20.00 uur

Geplaatst in muziek, recensie | Tags: , , , , | Een reactie plaatsen

Organist Gijs Meeuws speelt in de Sint Jan van Gouda

Gijs mocht op zijn een na laatste orgelles, zoals zo vaak, iets uit zijn hoofd spelen. Hij koos voor een stukje uit een orgelsymfonie van Widor.
– ‘Als je het goed oefent mag je het op Open Monumentendag spelen.’
 Open Monumentendag dat was dit jaar ook Nationale orgeldag. De hele dag door zouden allerlei organisten op het Moreau orgel spelen. De beste leerlingen van Gerben Budding mochten dat ook, ze mochten op die dag  tussen 12 en 1 spelen. Er was op dat moment al een programma gemaakt, Gijs stond er niet bij. Ja het waren ook allemaal wat oudere leerlingen die allerlei stukken van blad speelden. Er was ook een leeftijdgenoot van Gijs bij. Een erg goede leerling, een jongen die  compleet de tegenpool van Gijs is. Hij is erg goed in van blad lezen en ook is hij heel precies in de afwerking. Deze jongen mocht twee stukken spelen, waaronder “Finale”, een stuk van Christiaan Ingelse uit de orgelmethode, gebaseerd op de melodie ”U zij de Glorie”. Dat is het laatste stuk uit deel 6.

Zo ver is Gijs nog niet, hij heeft nu wel bijna deel vijf uit. Als hij voor zich zelf speelt speelt hij meestal stukken uit zijn hoofd, zoals stukken van Widor, Hij speelt gewoon na wat hij gehoord heeft. Eigenlijk meestal stukken die technisch nog net iets te moeilijk voor hem zijn. Hij speelde voor mij een dag later het bewuste stuk van Widor en hij liep herhaaldelijk vast.
-‘Kun je niet beter iets spelen dat makkelijker is?’
-‘O wacht, ik weet al wat. De toccata van Widor!’
Hij dacht aan de beroemde toccata uit de eerste orgelsymfonie. Die ging inderdaad beter. Toch voelde hij aan dat ook dit wel eens geklungel zou kunnen gaan worden. Dus hij wist nog iets beters:  het eerste deel, de “Introduction”,  uit de Suite Gothique van Boëlmann. En ook wilde hij iets van blad spelen. Immers dat deed toch elke organist? Hij koos voor een liedbewerking van Christiaan Ingelse uit deel 5 van de methode.

De les voor het concert speelde hij deze stukken voor Gerben voor. Gerben was zichtbaar positief verrast door de keuze voor de liedbewerking. Nadat Gijs het stuk van Boëlmann had gespeeld zei hij:
-‘Gijs, maar het stuk is toch niet af? Het eindigt op de dominant! ‘
-‘Ja maar dat tweede deel dat erna komt vind ik eigenlijk nog een beetje te moeilijk.  Of wacht even, zal ik Jan Zwart spelen?’
 Hij speelde zonder omhaal de variaties op het Wilhelmus van Jan Zwart. Op het einde moet in dat stuk ook een psalmmelodie komen maar die speelde hij niet. Gerben:
-‘Waar blijft Psalm 134?’
 Ai, Gijs moest nadenken. Hoe ging die ook alweer? Die psalm staat meestal in G maar in de bewerking van Jan Zwart staat hij, isometrisch, in C.
–‘Ga dat thuis dan maar eens in C oefenen.’

Enkele dagen later, vandaag dus, was dan het concert van Gijs. Echte organisten dragen een pak en daar was Gerben het roerend mee eens.  Gijs was vandaag de enige die een pak aan had maar het stond hem erg goed en hij zag er uit als een echte organist. Gerben kondigde hem aan.
‘En nu gaan jullie luisteren naar een verrassingsonderdeel, gespeeld door organist Gijs Meeuws. Hij speelt voor jullie iets van onze vorige organist, Christiaan Ingelse, daarna een deel uit de Suite Gothique van Boëlmann en tot slot een bewerking van Jan Zwart van het Wilhelmus.’

Na het concert gingen Gijs, zijn vader, broer, opa en oma een ijsje eten.
-‘Opa wat vond je ervan, speelde ik goed?’
-‘Ja, het meeste ging best wel goed. Maar weet je dat je bij het voorspel van de liedbewerking van Christiaan Ingelse weer dezelfde fout maakte die je eergisteren ook maakte? Je speelde in plaats van twee zestiende noten achtste noten waardoor het ritmisch niet goed uitkwam.’
Hij wist precies wat ik bedoelde, dat zag ik aan zijn gezicht.
-‘Ik ga dat stukje nog eens goed oefenen, bij het volgende concert gaat het helemaal goed!’
-‘Kijk, dat is de ware houding van een aankomend organist!’

En ook zijn pak bleef mooi, ondanks de warmte en het ijsje.

Geplaatst in kleinzoon | Tags: , | Een reactie plaatsen

Kampina Heide

Twee jaar geleden rond deze tijd waren we ook in dit gebied van Natuurmonumenten: de Kampina Heide. Nu waren we in een iets ander deel, het gebied van de Huisvennen. Dit zijn vennetjes die zijn ontstaan op plekken waar turf was gestoken. We liepen een route die hier helemaal doorheen liep, en daarna volgde onze route het riviertje de AA dat vroeger diende om de turf naar Boxtel en Den Bosch te vervoeren. We zagen uitgestrekte velden met heide maar de meeste heide was al uitgebloeid. Er waren nog maar enkele mooie stukjes struikheide. De veel minder voorkomende dopheide was ook al bijna uitgebloeid. Het lijkt er op dit moment op dat het wel nog twee weken heel mooi weer gaat blijven met veel zon. Heel veel rode bramen deden hun best om in die tijd misschien alsnog rijp te worden. Ook zagen we Gagel, de struik die zo lekker ruikt, vooral als je de bladeren tussen je vingers wrijft.

Gagel

De Aa

Geplaatst in natuur | Tags: , , , , , | Een reactie plaatsen

Een heerlijk valse middentoonstemming

-‘Zo net waren we bij het kistorgel. Als je daar op speelt samen met het koororgel dan klinkt dat net zo vies als het roze orgeltje.’
De mevrouw keek hem verbaasd aan. Waar zou hij het nu in godsnaam over hebben? Gijs liep met zijn docent en mij door de ontvangstruimte van de Goudse Sint Jan richting het hoofdorgel. Onderweg sprak hij zo een van de gastvrouwen aan met wie hij ook steevast een praatje maakt als we de kerk binnen komen. Daarna stormde hij in zijn eentje vooruit de trap op.
-‘Dat laatste dat zal ze denk ik niet gesnapt hebben, dat van die middentoonstemming’ zei de docent tegen mij.
En dat van dat roze orgeltje ook niet dacht ik bij mezelf. Zijn jongste zus kreeg enkele jaren geleden een klein roze speelgoedorgeltje, vreselijk vals, maar zijn oudere broertje palmde het instrument al snel in om het toe te voegen aan zijn andere manualen om zo, nog voordat hij een Hauptwerkorgel had, zijn eigen orgel samen te stellen. Het roze orgeltje was gewoon een van de manualen naast een echt keyboard en een nog iets groter speelgoedorgeltje dat je met de mond van lucht kon voorzien. Het pedaal, dat was vaak een vel papier onder zijn voeten waar hij pedaal-toetsen op had getekend. In zijn fantasie speelde hij dan op een groot drie manuaalsorgel in een kathedraal. Hier een foto van ruim drie jaar geleden. Nog van voor zijn eerste orgelles.

Het roze orgeltje had daarna jarenlang in een kast gelegen en was sinds kort weer teruggevonden. Maar zijn zusje kan inmiddels met vijf vingers en twee handen “Vader Jacob” spelen, zij wil het orgeltje weer hebben ook al doen twee toetsen het niet meer. Dit tot groot verdriet van Gijs.

Gijs werd voordat de les begon door zijn docent meegenomen naar het koorgedeelte van de kerk. Hij sprong gelijk achter het koororgel maar tot zijn verbazing moest hij achter het kistorgel gaan zitten dat daar ook stond.
-‘Huh, dat heeft toch geen pedaal?’
-‘Hoeft ook niet, ik wil je alleen iets laten horen. Ga maar eens wat improviseren.’
Gijs ging improviseren. Op zo’n klein orgel wordt dat geen monumentale Franse muziek maar blijft het klein, in barokstijl.
-‘Valt je iets op?’
-‘Ja, het staat een toon te hoog. Ik speelde in F maar het klonk in G.’
-‘Precies, maar hoe vind je die toonladder en die samenklanken klinken?’
-‘Het orgel is gestemd in middentoonstemming.’
-‘Juist! Speel eens een F-akkoord met de terts boven.’
Gijs speelde het.
-‘En, hoe klinkt die bovenste toon?’
Gijs moest even nadenken.
-‘Ik speel nu hetzelfde akkoord op het koororgel, wat vind je daarvan?’
-‘Daar klinkt het lager.’
-‘Zullen we eens tegelijkertijd spelen?’
Ze speelden allebei het F-akkoord met de A boven.
-‘Getver, het klinkt net zo als mijn roze orgeltje! Vals zeg!’
-‘Inderdaad. Zo hoor je goed het verschil tussen getempereerde en middentoonstemming. Kom, we gaan naar het hoofdorgel.’

We liepen door de kerk terug naar de balie. De docent zei tegen mij:
-‘De meeste van mijn leerlingen horen het verschil niet tussen de getempereerde en de middentoonstemming.’
Gijs sprong achter het hoofdorgel en begon een stuk van Widor te spelen.
-‘Zou je het niet anders registreren?’
-‘Ja’ zei Gijs. Maar hoe? zag je hem denken. Al die registerknoppen van het Moreau orgel waar hij pas sinds kort af en toe aan mag komen. Ze zijn op een totaal andere manier gerangschikt als de registerknoppen bij de meeste andere orgels. De docent wees hem de weg en speelde toen het eerste akkoord van hetzelfde stuk van Widor. In de originele toonsoort, F-mineur. Gijs begon Widor in F-mineur te spelen, maar dat was lastig.
-‘Speel het maar in de toonsoort die je gewend bent.’
Gijs begon opnieuw, nu in D-mineur.
-‘Als je goed oefent mag je dit stuk over tien dagen op “Open Monumentendag” spelen.’
-‘Waw, Gijs, hoor je dat? Je mag op “Open Monumentendag” spelen!’ voegde ik hem toe vanaf mijn stoel aan de zijlijn.

De pedaaloefeningen uit de methode gingen nog niet al te best. Ik weet dat dat vooral ook met het lezen van de bassleutel te maken heeft. Maar het pedaal van het Moreau orgel zit nog iets te ver van zijn voeten af, zodat met name het hak-teenwerk technisch lastig is.
De les was afgelopen. Naast de klaviatuur van het orgel staat een clavichord. Dat is ook een instrument met toetsen dus Gijs kan het niet laten om in het voorbijgaan ook daar nog even op te spelen. Geen Widor natuurlijk, kom zeg. Nee, iets dat bij het instrument past. Gijs speelde snel een stukje van Praetorius. In middentoonstemming natuurlijk.

Bij zijn ouders thuis ging hij gelijk op het roze orgeltje spelen. Dat staat nu ook voor hem in een middentoonstemming. En dat klinkt lekker vies samen met het keyboard. Het klinkt een beetje als experimentele muziek. Zo noemt hij de Turangila symfonie van Messiaen waarin die vreemde Onde Martinot klinkt. Nee. Dat klinkt niet alleen vies maar dat klinkt ook eng.
-‘Weet je nog opa dat ik vroeger bang was van glissandi?’
-‘Ja zeker. Maar Messiaen, daar moet je gewoon wat vaker naar luisteren. Het is vooral vernieuwende muziek, niet eng of experimenteel.’
Het roze orgeltje is niet eng of experimenteel. Hij moet er steeds om lachen als hij het geluid hoort. Het is grappig, net als de trick-trackpolka van Strauss, die tovert ook altijd een lach om zijn gezicht. Alleen vanaf nu komt dat door de stemming van dat ding. Een heerlijk valse middentoonstemming.

Geplaatst in kleinzoon | Tags: | 1 reactie

De kleur van lucht

Wat een fascinerende titel voor een DVD! Deze kreeg mijn kleinzoon van zijn orgeldocent. Het is een DVD die gaat over de observaties van orgel restaurateur Kees Veltman. Hij leidt ons langs een aantal kleine orgels in de provincie Groningen en laat daarbij horen hoe hij aankijkt tegen het vak van restaurateur. Hij noemt zichzelf specialist in intonatie. En waar kom je steeds meer achter: een orgel heeft een ziel. Zeker in de barok en de renaissance werden de orgels gebouwd op het hebben van een eigen specifieke ziel. Je hoort als je een toonladder speelt zelfs dat elke toon zijn eigen individualistische klank heeft. Op die manier kon je als organist een muziekstuk laten leven. De lucht in de orgelpijpen krijgt kleur.

Samen met Gijs heb ik gekeken naar deze DVD. Hij duurt 48 minuten. Languit op de grond liggend keek hij er naar. Toen hij uit was wilde hij hem nog een keer zien, nu op de computer met een koptelefoon op zijn hoofd. Maar na 10 minuten moesten we weg om de bus naar de speeltuin  te halen.

Een dag eerder had hij een bijzondere orgelles. Deze liep een kwartier uit, iets dat normaal niet kan omdat er bijna altijd weer een volgende leerling aan komt. Maar nu was hij blijkbaar de laatste leerling. Docent Gerben was in die les met maar twee muziekstukjes bezig. Het koraal “ik wil mij gaan vertroosten” en een polonaise van Bach. Bij allebei de stukken was het onderwerp “articulatie”. Ik had Gijs al verteld wat die tekentjes bij enkele noten bij het stuk van Bach betekenden. Dat betekende staccatissimo, en zo had hij het ook braaf geöefend.
-‘Staccatissimo dat bestaat niet in de barok’ zei Gerben ijskoud. Gijs raakte in verwarring.
-‘Je moet een dergelijk muziekstuk spelen alsof het een lied is dat wordt gezongen.’
Dat had hij bij het koraal al laten horen. Gijs moet voor de komende les de koraalmelodie eenstemmig spelen alsof er een lied gezongen wordt. En dat doe je door heel subtiel te articuleren, je speelt daardoor ook soms harder of zachter.
-‘Hè, dat kan toch niet? Op een orgel kun je toch niet hard en zacht spelen?’
-‘Ja zeker, dat kan wel degelijk!’
Het blijkt dat als je een toon net iets langer laat klinken dat de klank dan ook iets harder wordt. Dat komt omdat de trillingen in de orgelpijp op gang moeten komen en nog niet gelijk het hele volume bereikt hebben. Daardoor kun je een melodie laten klinken alsof hij gezongen wordt. De melodie wordt bezield.

Zo viel ook wat Kees Veltman naderhand op die DVD zei wat meer op zijn plek. Gijs heeft de afgelopen week ook veel op mijn orgel gespeeld. Niet zozeer gestudeerd, dat doet hij steeds als ik erbij ben. Maar lekker gespeeld. Allerlei stukken. Intussen, omdat niemand kijkt en luistert, kan hij helemaal zijn gang gaan. Hij probeert dingen uit met registers, zoekt naar de tonen bij moeilijke passages. Favoriete orgels zijn die van Caen en die van Rotterdam. Een aantal van die sessies heeft hij zelf als audio opgenomen, dat kan door op een record knop te drukken bij Hauptwerk. Ik heb eens bekeken wat hij allemaal had gedaan. Er stonden vijf stukken op de computer. Heerlijk om te beluisteren en in zijn wereld te duiken, je hoort hoe hij denkt en zoekt. Bij een stuk was hij nog bezig toen ik kwam luisteren. Ik heb het deels op video vastgelegd. Dat was bij de symfonie voor orgel en orkest van Saint-Saëns.

We gingen die middag naar de speeltuin. Zijn zusje weet al de vingerzetting bij de toonladder van C maar ze kan ook vader Jacob spelen met de goede vingerzetting. En inmiddels ook met de goede voetzetting..

Gijs heeft een mobiele telefoon zonder internet. Daarmee kan hij filmpjes opnemen, maar ik heb daar een half jaar geleden ook heel veel muziekstukjes als audio op gezet.  Stukken van Michael Jackson, maar ook van César Franck, Charles-Marie Widor, Louis Vierne, Ludwig van Beethoven, Franz Schubert en van nog meer componisten. Deze telefoon was mee naar de speeltuin en Gijs wilde hem op een gegeven moment hebben. Ik dacht dat hij weer een filmpje ging maken met zijn broer. Nee, hij ging op een afgezonderd plekje in de speeltuin zitten en ging zitten luisteren naar muziek. Na een tijdje ging ik naar hem toe. Hij had de eerste orgelsymfonie van Vierne opstaan. Een heel bijzonder stuk. Hij luisterde gefascineerd en vroeg er mij nog wat over.

Gijs blijft een vrolijke jongen die lekker veel lol kan hebben met zijn broertje. Zoals ook die middag.

En ook blijft hij heerlijk Minecraft spelen. Of begeleidt hij zijn zusje op het keyboard als zij liedjes van de musical Annie zingt. Het orgel leek een tijd lang minder zijn aandacht te hebben. Het is inmiddels weer helemaal terug. Hij weet nu: elke toon heeft zijn eigen kleur. Waar je geweldig imposante symfonieën mee kunt opbouwen, zoals die van Vierne. Ook ik heb dingen geleerd. Van die DVD, maar ook van mijn kleinzoon. Hij speelt op zijn manier met die kleuren en weet ze, ook al is het vaak nog alleen maar schetsmatig, de lucht in te brengen en mij daarmee te ontroeren.

Geplaatst in kleinzoon, muziek | 4 reacties

De Perseïden

Ze lijken vooral te komen uit het deel van de hemel waar je het sterrenbeeld Perseus kunt zien. Meer dan 20 jaar geleden was er een feest bij mijn zwager in Zuid-Frankrijk. Het was toen een mooie maanloze nacht en daar zag ik ze: sommige heel fel, andere weer wat minder, sommige snel, andere leken juist vrij langzaam te gaan. Na een tijdje besloot ik om ze te gaan tellen. Het waren er vanaf dat moment meer dan 100. Je weet niet of en wanneer er weer een komt, dat maakt het spannend en maakt het dat je wil blijven kijken. Maar dat was lang geleden. En niet in Nederland. Gisteravond was er weer een maanloze nacht en terwijl het eerder op de avond behoorlijk heiïg was was dat vanaf half elf afgelopen, er was een mooie heldere hemel. Samen met mijn vrouw en een andere zwager die bij ons logeerde gingen we kijken. We liepen een eindje de polder in, tot een punt dat vrij zicht bood op het sterrenbeeld Perseus. Niets. Ik besloot om op mijn rug te gaan liggen. Het asfalt was nog warm van de enigszins benauwde zon van die middag. Het lag lekker. Recht boven me zag ik de zomerdriehoek met Altair, Deneb en de meest heldere van de drie: Wega. O nee, ik moest juist meer naar beneden kijken. Niets. Ik zag de lange sliert sterren van Andromeda en mijn zwager had onthouden hoe je de Andromedanevel kon vinden: eerst naar Cassiopeia kijken, die zie je altijd makkelijk, via het rechteruiteinde van de W naar het Pegasus vierkant en.. o nee, ik zou toch naar Perseus kijken! Maar Perseus hield zich rustig.
-‘Waw!!’ Alle drie tegelijk zagen we het, bijna een vuurbol, van links naar rechts, kijkende in de richting van Perseus. En daarna ging onze held los. Enkele minuten later zagen we een tweede vuurstreep, een langzame. Ook die zagen we alle drie tegelijk. En binnen het kwartier schoot Perseus nog enkele pijlen op ons af. De Griekse held kon het nog steeds!
Er was nog iemand bij. Tussen alle pijlen in hoorden we om de 10 seconden het klaaglijke roepen van een bosuil. Hij kwam steeds dichter bij. Toen we in bed lagen bleef hij roepen. Logisch. Perseus bleef ook schieten. Laat in de nacht werd ik wakker. De bosuil was er nog steeds. Dus Perseus ook. Met een prooi in zijn hand!

Geplaatst in Astronomie | Tags: | 2 reacties

Kempten

Toen het enkele dagen slecht weer was op onze camping in Eschernbruck besloten we enkele steden op te zoeken. Voor Kempten moesten we een uur rijden, maar we hadden geen spijt. Het is een stad met een rijke geschiedenis en sommige dingen daarvan hebben hun sporen nagelaten. Waar komt de naam Kempten vandaan? Het blijkt in ieder geval afgeleid te zijn van een naam (Kandobounon) die de Romeinen er aan gaven. Hij staat op een grafsteen in Boedapest uit de 2e eeuw en ook op de beroemde Peutinger-kaart, waar de Romeinse wegen op stonden. Samen met Speyer, Worms, Trier, Keulen en Augsburg is Kempten zo een van de oudste steden van Duitsland. De bloeitijd van de Romeinse stad lag in de 1e en 2e eeuw. In de latere 3e eeuw werd Kempten een Romeinse grensstad toen de Donau-Iller-Rijn Limes werd aangelegd.
Interessant is ook de godsdienstige geschiedenis van de stad. Waar veel steden in Zuid-Beieren tot op de dag van vandaag katholiek bleven, zo was dat niet in Kempten. Het protestantisme, eerst met volgelingen van Luther, toen Zwingli en daarna opnieuw Luther heeft er vanaf de twintiger jaren van de zestiende eeuw vaste voet aan de grond gekregen. Maar omdat het klooster, de tweede macht van de stad, ook belangrijk bleef was er ook nog steeds het katholicisme. Uiteindelijk is het deze godsdienst die de meeste volgelingen bleef krijgen, vooral door de instroom van katholieken uit de omgeving in de twintigste eeuw.  Nu zijn de mensen voor 50% katholiek, voor 20% protestant en voor 30 procent moslim of nog iets anders.

Dwars door de stad stroomt de Iller, tegenwoordig in een andere bedding dan in de Middeleeuwen. Bij een plek waar je deze rivier kon oversteken werd in de tijd van Karel de Grote een klooster gesticht. Hij en zijn vrouw waren zeer actief bezig met het kerstenen van Europa, en kloosters waren het middel om dat te doen. Dat ging niet altijd even goedschiks las ik een keer in Reichenau. Maar het klooster lag strategisch en werd dus gesteund door Karel de Grote, zijn vrouw Hildegard en een generatie later door hun zoon Lodewijk de Vrome. Er ontstond rond het klooster een stad waar de abt ook als een vorst regeerde. Er woonden knechten, handwerkslieden en handelaren. Vijf eeuwen later werd het klooster nog belangrijker. Koning Frederik II schonk aan de prins-abt het graafschap Kempten.

Er waren al gauw na de bouw van het klooster in de middeleeuwen twee stadshelften ontstaan. Een deel werd bestuurd door de abt van het klooster. De rest aan de andere kant van de Iller was rijksonmiddellijk. Net voor 1300 werd de Iller omgeleid zodat de twee stadsdelen aan elkaar vast groeiden. Maar het deel dat eerst aan de andere kant van de Iller lag viel rechtstreeks toe aan de keizer en trok zich niets meer aan van de rechten van de abt. Dit leidde tot voortdurende geschillen tussen de burgers van dat deel van de stad en de prins-abt. Zo maakten in het jaar 1363 inwoners van Kempten gebruik van de jaarlijkse uitnodiging van de abt voor het diner ter gelegenheid van Sint Maarten om toen het stadskasteel aan de Burghalde te veroveren, dat toebehoorde aan de abt en werd bemand door een gerechtsdeurwaarder. De bouw van een eigen school (1358) en de schenking van een kerkbibliotheek voor de stadspredikers (1437) onderstreepten de onafhankelijkheid van de stad. In 1525 was er een boerenopstand waardoor het klooster werd bedreigd, zelfs zodanig dat de abt moest vluchten. Hij vluchtte naar het “keizerlijke” stadsdeel. De abt kreeg bescherming op voorwaarde dat hij al zijn rechten in de stad officieel zou opgeven. Hij verkocht deze rechten toen voor 30000 gulden. De burgers betaalden dit door in de kerken van de stad allerlei kerkschatten te verzamelen en die te verkopen. Dat maakte de weg vrij voor de reformatie. In 1530 werd de Augburgse confessie ondertekend: de stad werd (behalve het klooster en aangrenzende stadsdeel) Luthers. Na een tijd vonden veel mensen het niet ver genoeg gaan. De burgers distantieerden zich namelijk steeds meer van Maarten Luther en benaderden zijn concurrent Zwingli. Ze wilden bijvoorbeeld geen beelden meer aanbidden. Op Driekoningen 1527 liet de raad de burgers stemmen over deze kwestie, 500 burgers riepen op tot vernietiging van alle kerkversieringen – 174 wilden dat ze bleven. Dit leidde tot een beeldenstorm in de hervormde St. Mangkerk. Maar een nieuwe dominee slaagde er enkele jaren later in om de confessionele spanningen te verminderen. De St. Mangskerk werd weer Luthers.

Tijdens de Dertigjarige Oorlog stonden de katholieke abt en de protestantse stad opnieuw lijnrecht tegenover elkaar. Een Luthers leger van Zweden veroverde de stad en de soldaten verwoestten het klooster. Op 12 januari 1633 doodden ze meer dan 300 burgers. Toen kwamen er bij overmaat van ramp ook nog twee pestepidemieën, waardoor de bevolking van de stad werd gedecimeerd van 6.000 inwoners voor de oorlog tot slechts 900 in 1635. De dertigjarige oorlog was dus ook hier dramatisch.

De stad krabbelde op, er was nog steeds een katholiek en Luthers deel. Het klooster en de kloosterkerk werden helemaal herbouwd in barokstijl. Er kwam een nieuwe bloeiperiode. Maar de gedachte van de Franse revolutie drong ook hier door. In 1802 marcheerden Beierse troepen de Allgäu binnen. Het klooster werd opgeheven, de kloosterkerk St. Lorenz werd omgevormd tot parochiekerk. Beide stadshelften werden zonder pardon opgenomen in Beiers grondgebied. In 1806 werd Kempten de hoofdstad van het nieuw gevormde Iller-district. De hele Allgäu was zo Beiers.

In de tweede wereldoorlog kwamen er twee kleine concentratiekampen in Kempten, eigenlijk een soort dependances van Dachau. Er konden 1500 tot 2000 gevangenen in worden vastgehouden. Ze werden ondergebracht in een hal bij het treinstation, die anders werd gebruikt voor veehandel. Zelfs de weinige joden in Kempten werden niet gespaard. Joodse winkels werden geboycot en gesloten, bijna alle Joden werden gedeporteerd naar concentratiekampen en daar vermoord. De bombardementen op het einde van de oorlog richtten relatief weinig schade aan. Waar in München de helft van alle gebouwen werd verwoest bleef in Kempten 98,5 procent gespaard.)

In 1977 besloot burgemeester Josef Höß om de “Fachhochschule Kempten” op te richten, tegenwoordig “Hochschule für angewandte Wissenschaften Kempten”. Kempten werd een studentenstad, tegenwoordig studeren er maar liefst 6000 studenten! Je kunt het zien in de winkel van Müller, een soort V&D. De afdeling handwerk, knutselen, doe-het-zelf en dergelijke is opvallend groot. Tussen 1988 en 2018 groeide de stad van 60.052 naar 68.907 inwoners.

Ik vertelde over de historische tweedeligheid van de stad. Als je zo door de stad loopt kun je niet meer direct zien welk deel bij het klooster hoorde en welk deel rijksonmiddellijk was. Maar het is wel nog herkenbaar aan de twee meest opvallende kerken: de St. Mang (zie ook Füssen) en de St. Lorenz (Laurentius). De St. Mang-kerk is nl. nog steeds een Lutherse kerk, hij stond op het rijksonmiddellijke deel van de stad. Zoals hij er nu staat stamt hij uit de vijftiende eeuw en het was deze kerk waar in 1527 de reformatie begon. Ze ligt aan het St.-Mang-plein. In 1767 werd ze helemaal in de heersende rococo-stijl ingericht, maar tussen 1911 en 1913 heeft men deze elementen weer verwijderd. In 1893 werd er een nieuw houten altaar gemaakt dat bij de wereldtentoonstelling van Chicago als prijs een gouden medaille kreeg. Hieronder zie je hoe deze kerk een Luthers, enigszins sober uiterlijk heeft.

Deze St. Mangkerk staat dus in het centrum van het voormalige zogenaamde keizerlijke, rijksonmiddellijke deel van de stad. In de Middeleeuwen en vroegmoderne tijd werd het omringd door een kerkwijk, die door een muur en huizenrijen van het katholieke deel (het kloosterdeel) van de stad werd gescheiden. Op het voormalige kerkhof, nu plein, staat sinds eind 13e eeuw de knekelkapel van St. Michaël en St. Erasmus. In 2010, na het blootleggen van de kelder, is de ruïne van die kapel ingericht als ondergronds museum. (Toen wij er waren was dit museum gesloten). Op dit plein staat de Sint-Mangfontein, welk aansluit op het raadhuisplein. Op onderstaande twee foto’s het Sint Mangplein en het raadhuisplein, met raadhuis.

De andere opvallende kerk in de binnenstad is een katholieke kerk, de Laurentiuskerk (St. Lorenz). Deze kerk staat dus in het voormalige katholieke deel van de stad, het deel dat bij het klooster hoorde. Dit was de kloosterkerk. De kerk is gewijd aan St. Laurentius van Rome. Doorgaans wordt de kerk  “St. Lorenz basiliek” genoemd. In 1969 verleende paus Paulus VI deze kerk de eretitel Basilica minor. Bijzonder aan de kerk was de splitsing in een kapittelkerk en een parochiekerk. Het koor onder de koepel was gereserveerd voor kloosterlingen. Een koorhek scheidde dit deel af van het schip, dat bedoeld was voor leken. De kerk lijkt door de enorme koepel op de Paltskapel van Karel de Grote in Aken.

Op deze plek stichtte in 752 in de tijd van Karel de Grote Audogar een klooster en werd de eerste abt. Toen in 1632 de Zweden de stad bezetten werden klooster en kerk geplunderd en uiteindelijk zelfs helemaal verwoest. Op 13 april 1652 werd de eerste steen gelegd voor de nieuwbouw van de kerk, nadat eerst een jaar gewerkt was aan de nieuwe kloostergebouwen aan de oostkant van de kerk. Vanaf 1660 werd begonnen met het verfraaien van de kerk. In 1665 was de decoratie in het koor voltooid. De nieuwe kerk was in 1670 grotendeels voltooid. Het klooster nam in 1674 zijn intrek in wat we nu noemen “de residentie”.

Met de secularisatie in Beieren in 1802 werd de Lorenz kerk een parochiekerk. Het interieur werd tussen 1915 en 1927 gerestaureerd, gevolgd door een renovatie van de zuidgevel tussen 1931 en 1934. In 1939 kreeg het westorgel een neobarokke kast. In 1964 en het jaar daarop werd de gehele buitenkant gerenoveerd. Het interieur is tussen 1990 en 1994 gerestaureerd en de gekleurde versies van het schip en het koor zijn terug te voeren op de originele versie uit de 17e eeuw.

In de oostelijke arm van het koor staat het hoogaltaar van Johann Georg Haggenmiller uit 1682. Het vult de oostelijke muur volledig. In de traditie van de Marienmünster, die werd verwoest in de Dertigjarige Oorlog, is het gewijd aan Maria, net als het koor. Maria is de patrones van de benedictijnse orde. Je ziet op de achtergrond van onderstaande foto het middendeel waar je de ter hemelopneming van Maria kunt zien.

De koorstoelen zijn gemaakt tussen 1660 en 1678. De afbeeldingen op de stoelen tonen naast architectuur en landschappen ook wapenschilden. Hier twee van die stoelen.

Heel bijzonder zijn de drie orgels in de kerk. Het grootste orgel in het westen is een Walckerorgel uit 1853 met 3 manualen.

De kerk heeft net achter het koor een grote koepel. Aan een kant van die koepel is er een gerestaureerd barokorgel met slechts een manuaal, aan de andere kant is er een modern koororgel. Alhoewel de drie orgels totaal anders klinken is er een visuele eenheid: Ze zijn helemaal ingebed in de rococo omlijsting. Alle drie de orgels worden vooral bij gebedsdiensten gebruikt. Er zijn maar zeer weinig concerten, ondanks dat er bij de laatste renovatie een mogelijkheid is geschapen dat de drie orgels technisch kunnen samen spelen. Om dat mogelijk te maken is er voor het Laurentius-orgel (het barok orgel) een truc toegepast. Het orgel kent namelijk een middentoonsstemming, waardoor vooral sommige “zwarte toetsen net iets anders klinken dan bij een gelijkzwevend gestemd orgel. Maar men heeft extra pijpen gemaakt voor enkele van deze zwarte toetsen welke gestemd zijn in de gebruikelijke stemming. Het klavier is nu dus zo ingericht dat er op twee manieren op gespeeld kan worden.

Het meeste wordt het Maria-orgel gebruikt. Dat is een modern koororgel met twee manualen dat zich goed leent om diensten op te begeleiden. Op Youtube staan een aantal opnamen waarop je dit orgel kun horen. Op onderstaande opname hoor je van Dietrich Buxtehude zijn Präludium in D-Dur, BuxWV 139, gespeeld op dit koororgel.

De renovatie van de drie orgels, die pas onlangs is afgerond, kun je volgen op een documentaire die er over is gemaakt.

Kempten is dus net als Auch en Maastricht een stad met van oudsher twee heersers, een wereldlijke en een geestelijke. Deze merkwaardige constructie kon vroeger dus soms lang stand houden, in alle drie de gevallen tot rond 1800. De tijd was deze zomer weer eens te kort om ons door nog meer dingen te laten verrassen. Kempten is een moderne stad met een kloppend historisch hart, zeer de moeite waard om nog een keer te bezoeken.

Geplaatst in Geschiedenis, kunst, muziek | Tags: , , , , | Een reactie plaatsen

Beveiligd: Avonturenland

De inhoud is beveiligd met een wachtwoord. Vul het wachtwoord hieronder in om hem te kunnen bekijken:

Geplaatst in kleinzoon | Tags: , , , | Voer je wachtwoord in om reacties te bekijken.

Füssen

De Romeinse weg “Via Claudia Augusta” nadert vanaf het noorden gezien de Alpen bij de stad Füssen. Je bent dan dus aan de “voeten” van de Alpen. De Naam “” schijnt hier inderdaad van afgeleid te zijn. Goethe kwam er toen hij naar Venetië ging doorheen. De rivier de Lech loopt in zijn stroomgebied langs een deel van deze Via Claudia Augusta. Hij ontspringt in Oostenrijk in de Alpen en komt bij een kloof, de Lechfall, Duitsland binnen en stroomt dan door het stadsgebied van Füssen. Daarna gaat hij verder naar de Forggensee om even voorbij Augsburg in de Donau uit te komen. Füssen is met 808 m de hoogste stad van Beieren.

De Lech was vroeger belangrijk als rivier om hout en allerlei gesteente of andere producten van zuid-naar noord te vervoeren, allereerst naar Augsburg. Maar deze snelstromende bergrivier was niet altijd bevaarbaar. Over grote stukken ging het vervoer per vlot, zoals bij Lechbruck, waar onze camping deze zomer was. Opvallend zijn de grote meren bij Füssen. Oorspronkelijk vormde zich waar de Lech naar beneden stort in de Würm ijstijd een meer van wel 100 meter diep, de Füssener See. Later ontsnapte het water en droogde dit meer geleidelijk op. Wat overbleef was een enorme kloof, waar nu de Lech doorheen stroomt. Iets verder op is er een nieuw meer ontstaan, de Forggensee. De Lech stroomt door dit meer, en ook daarna zijn er nog enkele meren, zoals het stuwmeer bij Lechbruck. (We hebben er in gezwommen, koud…) Hier een brug over dit stuwmeer met een standbeeld van een vlotvaarder.

De Romeinen bouwden een legerkamp bij Füssen. Het was een strategische plek. Er is in een groot archeologisch opgravingspark nog veel van terug te zien, maar door tijdgebrek zijn we daar niet geweest.

In 748 zou Magnus, een missionaris uit St. Gallen die later heilig werd verklaard, in Füssen een monnikscel hebben ingericht. Door de toestroom van andere monniken ontstond in de achtste eeuw het naar hem vernoemde benedictijnenklooster St. Mang, dat ondergeschikt was aan de bisschoppen van Augsburg. De heilige Magnus en het klooster van St. Mang hebben eeuwenlang de geschiedenis van Füssen en de omliggende regio bepaald. Er zijn meldingen van talloze wonderen van de heilige: bijvoorbeeld “dat hij kon springen over de Lech-kloof”, of wonderen op de Säuling (de lokale berg van Füssen) en hij zou een draak in het Tiefental bij Roßhaupten hebben gedood. Het benedictijnenklooster St. Mang, ongeveer 100 jaar na zijn dood rond 840/850 gesticht op initiatief van de toenmalige bisschop van Augsburg, was bijna 1000 jaar lang het religieuze, culturele en economische centrum van de hele regio. Wat we nu zien is het derde klooster op die plek. De bouwer, abt Gerhard Oberleitner (regeerde 1696–1714), wilde met het nieuwe gebouw “de afgunst van alle kunstliefhebbers wekken”. De architect Johann Jakob Herkomer (1652–1717) slaagde erin om uit het onregelmatige middeleeuwse kloostercomplex een representatief, symmetrisch gebouwencomplex te ontwerpen. Dit voormalige klooster van St. Mang was net toevallig op de dag dat wij er heen wilden gesloten. Het gebouw is tegenwoordig ingericht als museum en toont een collectie over de geschiedenis van de stad. Füssen wordt trouwens beschouwd als de bakermat van de commerciële bouw van luiten in Europa. In 1562 werd hier het eerste luitmakersgilde van Europa opgericht. In dit museum wordt hier ook meer over verteld.

Het bijbehorende kerkgebouw is tegenwoordig de parochiekerk van Füssen. Hier konden we gelukkig wel in! Het originele gebouw uit de middeleeuwen werd omgebouwd tot een barokke kerk naar Venetiaanse model en moest vooral dienen voor de verering van St. Magnus.

Het kerkgebouw bezit een monumentaal reliekschrijn van de heilige. De biografie van de plaatselijke heilige is de basis voor de frescocyclus van de hele kerk. Zijn leven wordt trouwens ook uitgebeeld op schilderijen die in het Hohe Schloss te zien zijn. De eerste vier episodes van zijn leven zien we hier:

1: Magnus neemt als koningskind in Schotland afscheid van zijn ouders. 2: Koning Severus en koningin Theoklea begeleiden hem. 3: Hij sluit zich als jonge man tijdens zijn reis aan bij 3 ervaren Ierse monniken. 4: Hij doet afstand van zijn wereldse leven en wordt als monnik opgenomen in het klooster van St. Gallen.

Deze kerk had rond 1500 al een orgel. Het huidige orgel is gebaseerd op een instrument uit het jaar 1753 van de orgelbouwer Andreas Jäger, de omlijstende versieringen zijn van de beeldhouwer Peter Heel. In 1877 werd het instrument bijna volledig herbouwd door orgelbouwer Balthasar Pröbstl. In de jaren 1958 en 1978 werd het orgel door de firma Zeilhuber onder deskundig advies van Arthur Piechler verbouwd volgens de toenmalige moderne maatstaven, aanzienlijk uitgebreid en kreeg het elektrische conusladen. In 2011/12 is het orgel door de firma Schmid gereviseerd en teruggebracht naar de status van 1958. Vandaag de dag heeft het instrument 39 registers verdeeld over drie manualen en pedaal. Alles wordt elektrisch aangestuurd.

Het Hohes Schloss

Rond dezelfde tijd dat het Benedictijnerklooster werd gebouwd werd er ook een Frankisch koninklijk hof gesticht. Füssen was een economisch overslagpunt tussen Zuid- en Noord-Europa omdat de Lech bevaarbaar werd na de Lech-watervallen bij Füssen en de vervoerde goederen hier werden overgeladen vanaf de lastpaarden die de Alpen over de Via Claudia Augusta overstaken. De route werd vooral belangrijk als weg waar zout over de alpen werd vervoerd in de Middeleeuwen. De Beierse hertog Ludwig II probeerde in de dertiende eeuw zijn aanspraken op het gebied veilig te stellen door boven het klooster een kasteel te bouwen, het “Hohes Schloss”. Ondertussen had zich aan de Lech een nederzetting ontwikkeld, die in de 13e eeuw de omvang van een grote stad bereikte, destijds de grootste in de Allgäu. Aangenomen wordt dat de stad sinds 1286 stadsrechten heeft. In 1322 verwierf het bisdom Augsburg de kasteelheuvel. In de jaren vanaf 1486 vond onder bisschop Friedrich II von Zollern een ingrijpende verbouwing en uitbreiding plaats, dat nog steeds het beeld van het Hohes Schloss bepaalt. Van 1486 tot 1505 breidden de prins-bisschoppen van Augsburg het gotische kasteel uit dat boven de middeleeuwse stad uittorent en gingen het gebruiken als zomerresidentie.

Het “Hohes Schloss” heeft tot op de dag van vandaag grotendeels zijn laatgotische ontwerp behouden. Het gebouw werd opgenomen in de vestingwerken van de stad. Het kasteel vormt samen met het klooster Sankt Mang een karakteristiek ensemble boven de oude binnenstad van Füssen. De langgerekte, trapeziumvormige plattegrond van het hoofdkasteel past zich aan het terrein aan. Wat gelijk opvalt als je bij het kasteel bent zijn de illusionischtische schilderingen, aan de binnengevel en aan het poortgebouw. Deze zijn rond 1499 gemaakt, waarschijnlijk door Fidelis Eichele. De ramen zijn omlijst door prachtige wimpers met krab- en kruisbloemversieringen. Talrijke – grotere en kleinere – erkers zijn versierd met wapenschilden die uit de gevels lijken te steken.

In de noordvleugel van deze laatgotische burcht bevindt zich een dependance van de Beierse staatscollecties. Ik laat enkele schilderijen zien. Ook is er een stadsgalerij in het kasteel met schilderijen die vooral gewijd zijn aan kunst uit de negentiende eeuw.

Dit schilderij was ooit onderdeel van een altaar, op de achterkant wordt de onthoofding van een heilige uitgebeeld. We zien Petrus, Paulus en Mattheus op een ongebruikelijke manier afgebeeld. Het stuk is rond 1480 gemaakt.

Afbeelding met het Laatste Avondmaal.

Antonius Abt, eind 15e eeuw.

19e eeuws schilderij van Füssen met de fontein, op de achtergrond het kasteel. Het ziet er nog bijna hetzelfde uit nu, kijk maar naar de derde foto in dit artikel.

Hieronder een foto gemaakt vanaf de burcht over de omgeving. Je ziet de Lech en de Oostenrijkse Alpen

De stad Füssen ziet er in zijn geheel nog erg authentiek uit, ze overleefde de Tweede Wereldoorlog vrijwel onbeschadigd. We keken in het centrum nog naar de voorstelling van een straatartiest, een acrobaat-goochelaar-kunstenaar. Altijd leuk.

Geplaatst in Geschiedenis, kunst | Tags: , , , , , | 1 reactie

Sint Joris op de Auerberg

De tweede week van onze vakantie waren we in Zuid-Beieren, niet zover van de Alpen. Onze camping lag aan de Via Claudia Augusta. Dat is een Romeinse weg die in de eerste eeuw na Christus is aangelegd door Claudius Augustus en Zuid-Duitsland via de Alpen verbond met Noord-Italië. Laten we kijken waar die weg loopt, en we gaan dan van noord naar zuid. Iets te noorden van Augsburg komt de rivier de Lech in de Donau. We vervolgen deze rivier stroomopwaarts en komen dan bij de stad Füssen. De Via Claudia gaat vervolgens over de Reschenpas (en het dal van de Inn) door Oostenrijk richting Bolzano in Italië.
De Romeinen hadden twee plekken waar ze de Alpen overstaken, dat was via deze Via Claudia of dat was via de tegenwoordige Brennerpas. De oversteek door middel van de Via Claudia was het minst gevaarlijk.

Er zijn in de streek waar we waren nog diverse Romeinse restanten te vinden. In Füssen is er een groot archeologisch park ingericht. Maar er zijn ook veel minder opvallende overblijfselen. Zo was er in de eerste eeuw na Christus een Romeins kamp en een nederzetting op de Auerberg (bewoond door de Romeinen tussen 14 en 37 na Christus). Dat is een heuvel van  1055 meter hoogte bij het dorp Bernbeuren. Opgravingen ter plekke, gedaan tussen 1966 en 1979, bewijzen dat. Een grote kubusvormige zandsteen uit de elfde eeuw die er werd opgegraven geeft aan dat er ook in die eeuw bebouwing was. Niet veel later werd in ieder geval een Romaanse toren gebouwd. Het koor van de daarna gebouwde kerk dateert van later, waarschijnlijk is dat deel pas gebouwd in de veertiende eeuw. De rest van de kerk is nog jonger, die stamt uit de periode na de dertigjarige oorlog.

In sommige steden zie je dingen die je nooit vergeet, zoals in Rome of Venetië. Ook de prachtige gebouwen in bijvoorbeeld Bamberg of Füssen blijven je lang bij. Maar eigenlijk heb ik misschien nog wel mooiere herinneringen aan juist die veel minder opvallende objecten. Een aantal jaren geleden liepen we door het gebied van de Romeinse opgravingen in Bibracte, ooit de hoofdstad van een Romeinse provincie, maar toen die verplaatst werd naar Autun raakte de oorspronkelijke nederzetting geheel in verval. Het gevoel van de verdwenen stad was zo sterk dat ik het nog steeds kan voelen. Iets dergelijks voelde ik ook bij de grotten van Pantalica op Sicilië. Of die kleine kerkjes in de Bourgogne, waar we helemaal alleen waren, zoals in het Romaanse kerkje van Sémelay. En niet te vergeten, afgelopen jaar in Jailly. De sfeer van eenzaamheid maakt het voelen van het verleden nog sterker.

Dat overkwam me nu ook weer toen we daar boven op de Auerberg waren. We stopten iets eerder. Op die plek kon je parkeren maar vanaf daar kon je ook wandelroutes volgen over die berg. Dat deden we na ons bezoek. Maar eerst liepen we naar boven. Even waren er nog enkele mensen die de kerk een bezoek brachten, maar al heel snel waren we er helemaal alleen. Een prachtig kerkje! Het eerste viel de figurengroep met Sint Joris op. Deze is gemaakt tweede helft zeventiende eeuw.

Een veel kleinere St. Joris die je kunt zien is veel ouder, die stamt uit het einde van de veertiende eeuw

Maar ook de laatgotische madonna op een maansikkel. (De maansikkel stelt een draak, het kwaad voor. Maria vertrapt het kwaad, de duivel.). Het beeld is gemaakt door Jörg Lederer uit Kaufbeuren in 1520.

Voor het barok-altaar zien we hoog in het kerkje een zogenaamde Rozenkransmadonna hangen, gemaakt rond 1640.

Uit die tijd dateren ook de preekstoel en de biechtstoel.

In het Westen bij het orgelkoor zie je allemaal devotie-afbeeldingen. De kerk is een pelgrimskerk. Deze afbeeldingen werden in de loop van de tijd gemaakt en verkocht aan pelgrims. in hele groepen tegelijk werd door de pelgrims te paard Sint Joris bezocht waarna er in de kerk werd gebeden en er een gunst werd gevraagd aan deze Heilige. De oudste afbeelding die je hier ziet dateert uit 1714.

Er was niemand die namiddag maar de deur van de klokkentoren was open. Je mocht naar boven klimmen, een bordje verzocht om na afloop dan wel het licht uit te doen. Halverwege de klimpartij schrokken we ons een rotje. Een van de drie klokken sloeg drie uur. En dat klinkt als je er naast staat oorverdovend.

Als je boven bent is er een platform van waar je een prachtig uitzicht over de omgeving hebt. Je ziet onder meer de Haslacher See bij Bernbeuren. En in de verte ook de Alpen.

De Auerberg is een van de plekken van deze vakantie waar ik denk ik lang een sterke gevoelsherinnering aan blijf houden. Uit dankbaarheid heb ik in maar liefst drie offerblokken wat geld gegooid. Ik hoop dat de beheerders de kerk kunnen blijven onderhouden en ook open blijven stellen voor toevallige bezoekers.

Geplaatst in Geschiedenis, kunst | Tags: , , , , , , | 3 reacties

Bamberg

De huidige binnenstad van Bamberg is vrijwel ongeschonden door de tweede wereldoorlog gekomen en staat op de werelderfgoedlijst van Unesco. Prachtige panden uit diverse eeuwen, steeds goed onderhouden, de residentie van de voormalige prinsbisschop, de Dom, en vooral ook de ligging aan het schilderachtige riviertje de Regnitz, met zijn prachtige gekleurde huisjes: klein Venetië.

De historie van de stad gaat terug tot de 9e eeuw. Bamberg is genoemd naar het grafengeslacht Babenberg. Tijdens de Ottoonse keizers dreigden de graven van Babenberg te machtig te worden. Om die reden nam hij hen een flink stuk land af en schonk dat aan de prinsbisschop van Würzburg. Maar graaf Adalbert nam deze stad toen in en verdreef de bisschop. Daarop werd de Babenburger burcht belegerd en veroverd. De drie broers Babenberg: Heinrich, Adalbert en Gebehard werden in 906 gedood om verschillende redenen: de eerste in de strijd, de tweede uit bloedwraak, de derde werd berecht en onthoofd. Heinrich von Babenberg, de zoon van Adalbert, nam de leiding van de dynastie over. In 973 ontving Heinrich der Zänker van zijn neef keizer Otto II de burcht Bamberg. Dit geldt als het moment van stichting van de stad Bamberg. In dat zelfde jaar werd zijn zoon Heinrich II geboren, de latere keizer. Deze huwde in 1000 met Kunigunde. Sinds 995 was hij naast graaf van Bamberg ook hertog van Beieren. Na de dood van Otto III werd hij in 1002 tot Duitse keizer gekozen en in Mainz gekroond. De keizer en zijn echtgenote werden later zelfs heilig verklaard. Ze liggen begraven in de Dom.

In 1007 werd het bisdom Bamberg gesticht. Het was een gebied waar nog vele mensen niet Christen waren, vooral uit Oost-Europa woonden hier veel emigranten. Het bisdom Bamberg kreeg in de loop van de tijd grote bezittingen in het huidige Oostenrijk. In de stad Bamberg werd in 1012 een Dom gebouwd, de voorloper van de huidige. De bijbehorende domschool werd een van de beroemdste van de hele omgeving. In 1237 werd de huidige dom gewijd. Deze ligt op een heuvel. Het is niet de enige heuvel in de stad, iets verder ligt een nog hogere heuvel waar ook een kerk op staat: de “Obere Pfarre”, een gotische kerk gewijd aan Onze Lieve Vrouw.  De bouw daarvan begon in 1338, in 1387 werd hij gewijd. Aan de buitenkant van die kerk vallen de standbeelden van de vijf dwaze en de vijf wijze maagden op.

Het gaat om een gelijkenis van Jezus in Mattheüs 25:1-13 in het Nieuwe Testament.

Tien meisjes gingen met hun olielampen een bruidegom tegemoet. Vijf wijze meisjes namen extra olie mee in kruiken; vijf dwaze meisjes deden dit niet. De bruidegom liet op zich wachten en de meisjes vielen in slaap. Midden in de nacht werd geroepen: “Daar is de bruidegom!” De vijf wijze meisjes vulden hun lampen. De vijf dwaze hadden geen olie meer en vroegen de wijze meisjes om olie. De wijze meisjes weigerden hun olie te delen en suggereerden deze zelf maar te kopen. Toen de dwaze meisjes op zoek waren naar olie, kwam de bruidegom en nam de wijze meisjes mee naar binnen voor het bruiloftsfeest. De deur werd achter hen gesloten. Toen de dwaze meisjes terugkwamen en de bruidegom vroegen voor hen open te doen, zei de bruidegom: “Ik verzeker jullie, ik ken jullie niet”. De gelijkenis werd gevolgd door: “Wees dus waakzaam, want jullie weten niet op welke dag en op welk tijdstip Hij komt”.

Het is een mooie kerk met een prachtig plafond, geheel voorzien van fresco’s.

Verder viel me vooral de grootte van het orgel op. Het gaat om een sleepladen-orgel uit 1995 gebouwd door de firma Eisenbarth. Het heeft een mechanische toetstractuur en een elektrische registertractuur. Het werd geplaatst achter het historische front dat in 1769 gebouwd is door Valentin Scholl. Veel van de in totaal 60 stemmen komen uit het vorige orgel dat gebouwd was door G.F. Steinmeyer & Co. Het orgel heeft 4 manualen en een pedaal.

We waren bij deze kerk en zagen de dom iets verder en iets lager liggen. Maar om er te komen moesten we eerst behoorlijk afdalen en daarna de volgende heuvel beklimmen.

Heinrich II, de heilige, liet de eerste dom wijden op zijn verjaardag, 6 mei, 1012. Deze dom brandde 1081 volledig uit, er zijn wel nog gewelfresten te zien vanuit de crypte. De tweede dom brandde eveneens uit, nu ruim 100 jaar later in 1185. Daarop werd besloten nogmaals een dom te bouwen, en dat is de huidige dom die 6 mei 1237 werd gewijd. In de 17e eeuw werd het interieur helemaal in barokstijl vernieuwd, en in de 19e eeuw helemaal in neoromaanse stijl. Zo ziet het er nog steeds uit.

Het beroemdste beeld van de kathedraal is dat van de Bamberger Reiter, een ridder te paard, het vroegstbekende standbeeld van een ruiter ten noorden van de alpen. Het stamt uit 1235 en is van een onbekende kunstenaar. Ook is niet bekend om welke persoon het handelt, wie is de ridder? Zonder twijfel gaat het om een zeer voornaam persoon.

Een ander beroemd werk is het dubbelgraf van de stichter, Heinrich II en zijn vrouw Kunigunde, beiden heilig verklaard. Dit graf is gebouwd in 1513 en is van de hand van Tilman Riemenschneider. Van hem zagen we ook al prachtig bewerkte grafmonumenten in Würzburg. Op het deksel worden deze twee heiligen afgebeeld, op de zijkanten episodes uit hun leven: de genezing van nierstenen, het wegen van de ziel van de koning na zijn dood, de dood van de koning in aanwezigheid van zijn vrouw, Kunigunde bij de bouw van de Stephanskerk en de ploegschaarproef van de koningin: was ze vreemd gegaan? Nee, want ze kon zonder pijn over de ploegschaar lopen.

Heel beroemd is ook het driedimensionale houten altaar van Veit Stoss uit 1523. Ooit stond dit altaar in de Karmelitenkerk van Nürnberg. Bij de afbeelding van de geboorte van Christus wemelt het van de symboliek. Staat de zuil in het midden voor de toekomstige geselpaal aan het eind van zijn leven?

De koorstoelen zijn prachtig bewerkt en dateren uit 1380. En er zijn nog enkele prachtige altaarstukken uit de zestiende eeuw die ik hier niet laat zien.

We waren net een dag te vroeg in Bamberg, want een dag later zou er in de Dom een concert zijn waarbij diverse koren uit de stad zouden zingen en ook het orgel zou worden bespeeld. Bamberg staat bekend om zijn muziek. De Bamberger Symphoniker zijn wereldberoemd. Maar we kregen toch nog wat muziek te horen. Het was een leuk sfeertje toen we zo na ons bezoek door de stad liepen. We gingen lekker zitten luisteren naar vier goede muzikanten die alle vier de cello bespeelden. Ik weet niet welk stuk hier gespeeld wordt. Als iemand het kent zal ik het erbij zetten. Zij kwamen niet uit Bamberg, ze waren Engelstalig en ik geloof dat ze uit Schotland kwamen.

Op de brug zagen we nu een keer niet Nepomuk, maar een beeld uit 1750 van koningin Kunigunde, de medestichter van de Dom. Zij staat daar in alle pracht en praal, maar verbeeldt voor mij vooral de rijke historie van deze stad.

Geplaatst in Geschiedenis, kunst | Tags: , , , , , , , | 3 reacties

De residentie van de Prins-Bisschop van Würzburg

Naast de Dom staat er nog een kerk in Würzburg. Het is een kerk die gewijd is aan Maria. Er zit voor mij een bijsmaakje aan deze kerk. Op deze plaats stond namelijk ooit een synagoge. Eind 13e en in de loop van de 14e eeuw werd bijna de hele joodse gemeenschap van deze stad vermoord en de synagoge werd vervolgens afgebroken. Er werd daarna een nieuwe kerk gebouwd, de zogenaamde Neumünsterkerk. Het is een vrij sobere kerk. Je moet even niet weten wat er gebeurd is en dan zie je mooie dingen, zoals het portaal.

We zien Adam en Eva aan weerszijden van het portaal. In het midden zien we Maria die in de hemel wordt gekroond, geflankeerd door de H. Barbara, nu eens niet met toren maar met een kelk (ze zou in de kerker waar ze door haar vader was opgesloten de eucharistie hebben ontvangen van een engel) en door Catharina, met het rad waarop ze zou zijn gemarteld.

Je kunt het de prinsbisschoppen van de achttiende eeuw natuurlijk niet verwijten wat er toen is gebeurd, maar ook de pracht en praal van hun residentie geeft een zekere bijsmaak. Waar haalden ze het geld vandaan? Ik denk vooral van de boeren in de wijde omtrek die onderhorig waren aan deze vorsten.

Als je die dingen weet weg te schuiven dan kan het niet anders als dat je zeer onder de indruk bent van met name de residentie, hun vorstelijke woning. Het is terecht een Unesco werelderfgoed. En het is een klein wonder dat dit werelderfgoed er nog steeds staat. Op het einde van de tweede wereldoorlog is het gebouw (en veel andere gebouwen in Würzburg) getroffen door bommen  van de geallieerden. Alle kostbaarheden zoals tapijten, beeldhouwwerk en schilderijen waren gelukkig voortijdig in veiligheid gebracht. John Skilton, luitenant bij de Amerikaanse krijgsmacht die de stad niet veel later bezette, trok zich het lot van het gebouw aan en wist de benodigde hulp in te schakelen om nood-daken te kunnen construeren waardoor onder meer de fresco’s van Tiepolo gered konden worden. De kern van het gebouw bleef gespaard of kon hersteld worden. Bijna alles is nog origineel, behalve het interieur van de spiegelzaal. Deze zaal lag na het bombardement helemaal in gruzelementen. Maar na jaren werk is het gelukt om zelfs deze zaal te reconstrueren, alles flonkert je toe alsof er niets gebeurd is.

Waar veel andere hertogelijke of bisschoppelijke residenties gedurende eeuwen langzaam tot stand zijn gekomen, daar is de residentie van Würzburg in zijn geheel, met korte onderbrekingen, bijna binnen één generatie gebouwd. We zien Franse kasteelarchitectuur, architectuur die we kennen uit Wenen maar ook elementen van de religieuze en seculiere architectuur van Noord-Italië. De architect van het Würzburgse hof, Balthasar Neumann, die belast was met de coördinatie van het enorme bouwproject, moest niet alleen samenwerken met de leidende architecten van Duitsland en Frankrijk – met Lucas von Hildebrandt en Maximilian von Welsch, met Robert de Cotte en Germain Boffrand – maar ook met tal van kunstenaars zoals de Italiaan Antonio Bossi, het “decoratie-genie” van de residentie Würzburg, met de begaafde beeldhouwers en houtsnijders Johann Wolfgang van der Auwera uit Würzburg en Georg Adam Guthmann uit München, en niet in de laatste plaats met Giovanni Battista Tiepolo, de grootste frescoschilder van de 18e eeuw. De onvergelijkbare reeks kamers van Balthasar Neumann – vestibule, trappenhuis, witte Zaal en keizerzaal – een van de mooiste in de geschiedenis van de paleisarchitectuur, werd gedecoreerd en gemeubileerd door deze kunstenaars en ambachtslieden. Deze “Würzburgse rococo” is de meest uitbundige van alle varianten van deze stijl in Duitsland. Dit kon met name doordat de prinsbisschoppen onder wie dit gebouw tot stand is gekomen stamden uit het adellijke geslacht van Schönborn. Vrijwel alle kerkvorsten uit deze dynastie hadden een passie voor architectuur en het luxueus aankleden van gebouwen.

Van Balthasar Neumann had ik al eerder een gebouw gezien: de kerk van “Vierzehnheiligen”. Wie was deze Balthasar Neumann? Hij begon in 1712 als ingenieur bij het Frankische leger. In 1717/1718 was hij met de Frankische troepen in Oostenrijk en Hongarije, waar hij waarschijnlijk werkte als ingenieur in de vestingwerken van Belgrado. In Wenen leerde hij ook de toonaangevende barokke gebouwen van Johann Bernhard Fischer von Erlach en Johann Lucas von Hildebrandt kennen. Een reis naar Milaan bracht hem waarschijnlijk in aanraking met de werken van Guarino Guarini, die bepalend waren voor zijn latere ingenieuze ruimteopvatting. Toen hij weer in Würzburg was benoemde de nieuwe prins-bisschop Johann Philipp Franz von Schönborn hem tot architect voor de nieuwbouw van de residentie Würzburg.

Pracht, praal, luxe. De rococo is de ultieme kunstvorm in de laatbarok. Vorsten als de Franse koningen, de paus en dus ook deze prinsbisschoppen haalden er alles uit. Als je binnenkomt weet je niet wat je ziet: zonder enige pilaar als ondersteuning is er een breed en zeer hoog trappenhuis gebouwd. Boven je zie je fresco’s van Tiepolo. Ze stellen de vier werelddelen voor, hieronder een fragment van het werelddeel Afrika.

Zeer indrukwekkend is ook de keizerzaal die tussen 1749 en 1753 is ingericht. Het is de grootste ruimte van de residentie, hij werd gebruikt om gasten te ontvangen of met gasten te dineren. Tiepolo werd in 1750 naar Würzburg gehaald om fresco’s te maken, onder meer in deze zaal. Je ziet een complex beeldprogramma dat vooral de kerkelijke en wereldlijke macht van de prins-bisschop moet laten zien. De prins-bisschop kon zo bij een diner naar een van de wanden wijzen: ‘kijk, hier zie je de bisschop van Würzburg. Hij zegent het huwelijk in van keizer Barbarossa met Beatrix van Bourgondië, dat was in 1156.’ Vol bewondering keken de gasten dan naar de betreffende wand. Zelfs een keizer was hier blijkbaar getrouwd door een bisschop van Würzburg! Op dat moment overigens gaf deze keizer ook aan het gebied een vrije status en werd het een prinsbisdom.

De slaapkamer is geheel Venetiaans ingericht, met bijv. schilderijen van het Venetiaanse carnaval.

Er is een enorme tuin die hoort bij het complex.

De prinsbisschop had een bisschoppelijke zetel in de Dom, maar daarnaast was er als onderdeel van de residentie nog een Hofkerk. Aan de hand van deze kerk kunnen we ook een indruk krijgen hoe rijkelijk ook de Dom in die tijd aangekleed moet zijn geweest, voor de bombardementen van WO2.

In de tijd van de bouw was dit soort luxe geen uitzondering, alhoewel ook toen al vaak kritiek werd gehoord. Maar is het anders dan de luxe van het Mauritshuis, waar een persoon uit het geslacht Oranje zijn verdiensten uit de slavenhandel spendeerde aan een luxe gebouw met veel kunst? Het was normaal dat je ook als koopman liet zien dat je rijk was en waar dat geld vandaan kwam, daar werd niet naar gevraagd. In dat licht gezien was er ook niets mis met de rijkdom van een kerkelijk vorst. Vanaf begin negentiende eeuw zetelt er geen vorst meer. En sinds 1921 is het gebouw een museum. Het is wat mij betreft een prachtig museum, en terecht een Unesco Werelderfgoed.

Geplaatst in Geschiedenis, kunst | Tags: , , , , , | Een reactie plaatsen

De kathedraal van Würzburg

Als je de kathedraal van Würzburg bezoekt, de Kilian-kathedraal, maar zeker ook als je een bezoek brengt aan de bisschoppelijke residentie, dan zie je dat de bisschoppen van deze stad een buitengewoon luxe leven leidden en een groot deel van het geld dat hun landgoederen opleverde staken in het bouwen en aankleden van de kathedraal en nog meer: van de residentie. Daarover later meer. Eerst iets meer over de geschiedenis van dit bisdom.

De Ierse missionaris Kilian bracht het christelijk geloof naar Franken en stierf rond 689 de marteldood met zijn metgezellen Kolonat en Totnan. In de kathedraal zie je een afbeelding van dit driemanschap.

De Angelsaksische benedictijner monnik Bonifatius stichtte in 742 het nieuwe bisdom Würzburg en hij benoemde zijn leerling en naaste collega Burkard tot eerste bisschop. In aanwezigheid van Karel de Grote wijdde bisschop Berowelf de “nieuwe” kathedraal.  Na een blikseminslag op 5 juni 855 brandde de kathedraal af. Onder bisschop Bruno (1034 tot 1045) werd begonnen met de wederopbouw van de kathedraal met behulp van oudere onderdelen. Geïnspireerd door het werk aan de kathedraal van Speyer, werd het koor uitgebreid en geflankeerd door twee torens, er kwam een transept, het schip werd sterk vergroot en ook in het westen kwamen er twee torens. Toen de crypte van de zuilengalerij bijna voltooid was en de nieuwe koormuren verrezen, stierf Bruno door een ongeval. Op 16 juni werd bisschop Bruno, die niet veel later als heilige zal worden vereerd, begraven in de crypte van de St. Kilian’s kathedraal, waaraan hij was begonnen. Er zijn zo drie heiligen belangrijk voor Würzburg: de eerste missionaris Kilian, de stichter van het bisdom, Bonifatius (die in Dokkum later wordt vermoord) en tot slot bisschop Bruno, de bouwer van de nieuwe kerk.

Van de eerste karolingische kathedraal is vrijwel niets bewaard gebleven. Wel kunnen we een fragment van een kamerschildering in de crypte zien. Daar zien we ook een Merovingisch kruis.

Frederik Barbarossa (12e eeuw) bracht vanaf zijn jeugd veel tijd door in Würzburg. Hij bezat hier een Palts, over het uiterlijk waarvan we helaas weinig tot niets weten, alleen dat het aan de linkerkant van de Main lag op het terrein van de latere ‘Duitse Orde’. Tussen 1152 en 1180 vonden tijdens zijn regering alleen al in Würzburg 8 rijksdagen plaats. In 1168 werd het bisdom tegelijk hertogdom door een gift van de keizer, waardoor het gebied een zekere zelfstandigheid kreeg binnen het Duits-Roomse rijk. De bisschop van Würzburg was vanaf dat moment ook een werelds heersende ‘hertog in Frankenland’, een prins-bisschop. Dit bleef zo ​​tot de secularisatie aan het begin van de 19e eeuw. In 1156 trouwde Barbarossa in Würzburg met Beatrix van Bourgondië, die toen nog erg jong was. De plechtige huwelijksstoet, die door de bevolking werd toegejuicht, leidde van de stenen hoofdbrug, die toen nog maar enkele decennia oud was, door de Domstrasse naar de nieuwe kathedraal. Het was een van de meest beroemde gebeurtenissen in de hoge middeleeuwen. Vanaf dat moment, wanneer een auteur van een roman of een dichter, een zanger, gebeurtenissen van grote pracht en praal moest beschrijven, werd een vergelijking gemaakt met deze keizerlijke bruiloft. We kunnen het huwelijk ook terugzien op een 18e eeuws fresco van Tiepolo in de keizerzaal van de residentie.

De huidige kerk is dus in de kern een Romaanse kerk, maar er zijn in de loop van de tijd allerlei aanpassingen geweest. Rond 1500 kreeg hij een laatgotische aanblik.

twee eeuwen later werd vooral het interieur compleet veranderd en kreeg de kerk een barok uiterlijk. In 1945 werd de kerk door een bombardement grotendeels vernield. Hij is weer opnieuw opgebouwd, waarbij geprobeerd is de Romaanse delen, maar ook de barokke delen te herstellen. Daarnaast kwamen er ook compleet nieuwe onderdelen bij. Maar er waren gelukkig nog veel onderdelen te redden, zoals de preekstoel.

En ook de tientallen grafzerken van bisschoppen waren grotendeels onbeschadigd. Deze staan nu in de kerk chronologisch, recht overeind, als een soort standbeelden opgesteld. Het levert een mooi beeld op van de ontwikkeling van de kunst.

De vroegste afbeelding is totaal anders vorm gegeven dan bijvoorbeeld de twee prachtig vormgegeven zerken die Tilman Riemenschneider maakte, zoals deze van Rudolph II van Scherenberg uit 1495.

Er is nog veel meer te zien in de kerk. Ik laat nog drie dingen zien. Een heel mooie middeleeuwse “man van smarten”, een beeld van de Heilige Bonifatius en een gereconstrueerde muur in de kloostertuin.

Elke dag. behalve op de zondag, is er in de kathedraal om vijf over twaalf een kort moment van bezinning waarbij een priester heel kort iets vertelt om over na te denken. Daarna speelt de dom-organist op het orgel. Het originele orgel heeft het bombardement niet overleefd. Nu staat er een modern Klais orgel.

Wij waren bij dit bezinningsmoment op 20 juli 2023. Ik heb een van de orgelstukken die er toen werden gespeeld opgenomen. Stefan Schmidt, titulair organist, speelde iets van een Franse componist, ik dacht aan de componist Louis Vierne. Het paste in ieder geval goed bij de woorden van de priester die we daarvoor gehoord hadden.

In een volgend blog vertel ik iets meer over de residentie van Würzburg.

Geplaatst in Geschiedenis, kunst, muziek | Tags: , , , , , , , , | 1 reactie

Volkach en het wijngebied in Franken

In Midden-Duitsland ligt een regio met de naam Franken. Bestuurlijk hoort het bij vier verschillende bondsdelen: bij Hessen, Baden-Württemberg, Thüringen en bij Bayern. Ondanks deze politieke verdeeldheid beschouwt de regio zich als een eenheid en zeggen de inwoners graag dat ze uit Franken komen, al woont het grootste deel in het noorden van Beieren. In dat deel waren wij ook tijdens een week van onze vakantie. We kampeerden in het wijngebied in de omgeving van Volkach, en wel in het meest prestigieuze deel van dat wijngebied: in Escherndorf. Goethe was al verzot op de wijn die ze juist daar maakten.

Het kwaliteitsverschil wordt toegeschreven aan de grond en aan de ideale klimatologische omstandigheden. In 1955 bevroren alle druiven in heel Franken, behalve de druiven die geteeld werden in deze zogenaamde “Escherndorfer Lump”. We hebben ter plekke al kunnen proeven: lekkere wijn inderdaad! Dus we namen enkele flessen mee naar huis, gebaseerd op verschillende druivenrassen. In de hele regio zijn wel 20 verschillende rassen die er geteeld worden, allemaal leveren ze witte wijn op. Ik heb enkele van die 20 soorten geproefd en vind de Müller-Thurgau en de Silvaner in ieder geval heerlijk.

Het wijnbouwgebied ligt voor een groot deel aan de oevers van de Main. Deze oevers zijn hier op sommige plaatsen behoorlijk hoog. Het wemelt er van de oeverzwaluwen en een keer hoorde ik een tijd lang een wielewaal. Delen van dit gebied zijn beschermd als Naturschützgebiet. De Main maakt daar een enorme lus. (De Volkacher Mainschleife). In 1956 hebben ze een kanaal gegraven waardoor de lus is veranderd in een eiland. Dat eiland kun je bereiken door middel van drie bruggen over het kanaal of via een veerpont vanuit Escherndorf, aan de kant waar de Main als rivier mag meanderen. Op het eiland liggen enkele dorpen, maar feitelijk is het hele eiland vooral een groot wijngebied. In het midden is er een vrij hoge heuvel en alle hellingen zijn daar tot  helemaal bovenaan beplant met druivenstokken. Zo is er een zeer groot aaneengesloten wijngebied ontstaan. En dat staat nog los van de wijn langs de hellingen van de Main! Een dag hebben we een lange wandeling gemaakt door dat gebied.

Escherndorf is dus vooral een wijnplaats. Er zijn voortdurend op allerlei landgoederen wijnfeesten. De bevolking is denk ik nog steeds zeer gelovig. Waar je in Zuid-Limburg overal kruisbeelden en kapelletjes langs de wegen ziet, zijn hier heel veel huizen aan de buitenkant voorzien van nissen met beelden.

Waar het kanaal en de hoofdarm van de Main samenkomen ligt Volkach, een klein maar mooi stadje. Vanaf de middeleeuwen was het onderdeel van het bisdom Würzburg waar de prinsbisschop met ijzeren hand de regio onder de knoet hield. In 1525 bij boerenopstanden plunderden de inwoners van Volkach kerkelijke bezittingen in de omgeving waarna veel inwoners werden opgepakt en onthoofd. De opstanden bleven desondanks ook daarna nog vaker terugkeren. Tijdens de dertigjarige oorlog van 1618 tot 1648 was er nauwelijks meer wijnbouw mogelijk en verarmde de hele streek. In de 18e eeuw en ook daarna nam de welvaart snel toe. Begin 19e eeuw kwam er een nieuwe bestuurlijke indeling en werd Volkach onderdeel van Bayern, zoals de hele verdere omgeving. Het stadje heeft een enkel klein bombardement meegemaakt in de tweede wereldoorlog maar is er relatief goed van af gekomen.

In Volkach staan meerdere kerken, aan de rand is er ook een pelgrimskerkje dat net op de dag dat wij er waren gesloten was. Maar in de stad zelf staat een mooie parochiekerk, gewijd aan St. Bartholomëus en St. Joris. Al in de 12e eeuw was daar een kerk gewijd aan St. Joris. In 1413 werd een nieuwe kerk gebouwd, die zich in de loop van de tijd steeds meer uitbreidde. In 1727 begon men met het interieur compleet te vernieuwen, in de toen gangbare barokstijl. Dit interieur is er tot op de dag van vandaag grotendeels gebleven.

Het orgel is onlangs helemaal vernieuwd door de firma Vleugels, maar het is wel ingebouwd in de orgelkas uit 1757. Het orgel heeft drie manualen en telt in totaal 39 registers. Het pedaal heeft zelfs een 32’ register!

Wij hebben het orgel niet gehoord, maar op Youtube staan enkele opnamen die daar gemaakt zijn, zoals deze:

We hebben nog veel meer gezien, zoals het stadje Dettelbach met zijn mooie straatjes en zijn prachtige ligging. Wel veel klimmen! Ook waren we in Würzburg en Bamberg. Over die plaatsen meer in een ander blog.

Geplaatst in Geschiedenis, muziek | Tags: | 2 reacties

Beveiligd: Reuma

De inhoud is beveiligd met een wachtwoord. Vul het wachtwoord hieronder in om hem te kunnen bekijken:

Geplaatst in kleinzoon | Tags: | Voer je wachtwoord in om reacties te bekijken.

Een nieuwbouw appartement met een vaatwasser

Na de tweede wereldoorlog was er een groot woningtekort. Als jong stel konden mijn ouders inwonen bij een ouder stel en ze hadden twee kamers voor zichzelf: een slaap-woonkamer en een babykamer. Hun eerste kind, mijn oudere broertje, is daar geboren. Na enkele jaren gingen ze er op vooruit: ze kregen een eigen etage op de begane grond. Er werden daar nog drie kinderen geboren. Boven hen woonde een kinderloos stel. En toen kwam de nieuwbouwgolf van de vijftiger jaren en kregen ze zelfs een eigen rijtjeshuis met een achterom toegewezen. Met een badkamer van 2 m2, daarin een zitbad. Inmiddels had je geen pomp meer, er was immers nu bijna overal waterleiding. Je stookte op kolen, er was een kolenhaard in de woonkamer en een klein kolenkacheltje in de voorkamer. Zo zouden Zwarte Pieten er uit moeten zien, als deze kolendragers, vol met kolengruis, die elke najaar onze kelder weer vulden met een grote berg antraciet. Boven bleef het altijd koud in de winter. Mijn ouders kochten een kookplaat, later zelfs een fornuis om op te koken. En ze waren helemaal gelukkig, wat wil een mens immers nog meer? Na het eten werd er met heet water uit de geiser in een teiltje bij het aanrecht door mijn moeder afgewassen. De vaat werd door de kinderen op toerbeurt afgedroogd en gelijk weer in een kast opgeborgen. Moeder kletste met het kind van dienst over van alles en nog wat tijdens deze afwasbeurt. Gezellig! De gewone was deed zij in de bijkeuken, in een voorloper van een wasmachine. Het apparaat draaide de was in een soort tobbe rond en “omo” maakte het met heet water min of meer schoon. Daarna ging alles door een handwringer om het zeepwater er uit te knijpen. Spoelen deed mijn moeder met de hand enkele keren in een aparte zinken teil. Nog later ging alles vervolgens in een aparte centrifuge. Na de eerste portie hing je de was buiten aan je éigen lijn en begon je aan de tweede portie! Zo was je de hele maandagochtend in de weer. Tevreden. Tot het begon te regenen en alles als een gek weer naar binnen moest worden gehaald…

Toen mijn ouders waren overleden waren er inmiddels al wat dingen veranderd. Er waren nu twee gaskachels in huis en af en toe werd er bij teveel kou boven wat bijgestookt met een elektrisch kacheltje. En er was een moderne wasmachine gekomen. Voor de rest was alles hetzelfde gebleven. Na het eten werd snel even de vaat gedaan met de hand. Je waste jezelf met een washandje bij het zitbad. Waar in het begin een groot deel van de tuin opging aan de teelt van groente, nu stond hij vol met bloemen en bloemstruiken. De zandbak voor de kinderen was er niet meer, maar de waslijnen deden nog steeds dienst. Het was een leuk, klein en knus huis.

De nieuwe bewoners hebben vrijwel alles gesloopt, ook van buiten, want wat was alles hopeloos ouderwets in dat huis! Ik kon het niet aanzien en heb mijn ouderlijk huis sindsdien gemeden, ik wilde het niet meer zien. Inmiddels staan wij zelf op het punt om ons huidige huis te verkopen en kleiner te gaan wonen. We kijken regelmatig naar huizen op Funda. We hebben er zelfs al een paar bezichtigd. Vooral mijn vrouw kijkt al jaren naar programma’s over huizen op de TV. Altijd gaat het om huizen die er perfect uitzien, met alles er op en er aan. Hoe zouden kopers tegen ons huis aankijken? We hebben in mijn ogen best veel gedaan in de loop van de tijd. De hele serre is vernieuwd, met ook nieuwe kozijnen met dubbel glas en een nieuwe vloer. We hebben de bovenverdieping geëgaliseerd en helemaal met laminaat laten beleggen. De badkamer is helemaal verbouwd en opnieuw ingericht. De WC beneden is vernieuwd. We hebben het dak helemaal laten vernieuwen. Dak en ook de vloeren zijn met purschuim geïsoleerd. De keuken hebben we helemaal in de stijl van het huis nieuw laten maken. Beneden hebben we vier deuren vervangen. We hebben in een groot deel van het huis het verfwerk goed bijgehouden. Ook in de tuin hebben we van alles gedaan en laten doen. Kortom: we hebben in mijn ogen op dit moment best wel een leuk huis. Maar dus te groot en niet senior-proof. Mijn vrouw kijkt er naar met de ogen van een moderne koper.  Wat ziet die koper in haar ogen?

‘Die keuken moet er helemaal uit, ook die oude elementen. Er is niet eens plaats voor een vaatwasser op deze manier. Die tegels en ook die vensterbanken op de benedenverdieping, dat is hopeloos ouderwets, slopen die handel. Geen fonteintje bij de WC? Dat wordt breken. Dat dubbele glas, tja, dat moet eigenlijk HR+ glas zijn. Geen spouwmuur? Dan moet er isolatiemateriaal tegen de buitenmuren worden geschroefd en daarna alles met steenstrips worden afgewerkt. Die tuin? Alles er uit. Kortom, er moet nog erg veel gebeuren. Het is een klushuis. Je bent zo 50.000 tot 100.000 € verder’.

Ik denk: er zullen toch ook kopers zijn die wat eenvoudiger zijn, net als wij? Nee, zegt mijn vrouw resoluut. Die zijn er niet meer.

Wil ik wel naar een nieuwbouwappartement met een vaatwasser?

Geplaatst in maatschappij | Tags: | Een reactie plaatsen

Beveiligd: Een mooi pak

De inhoud is beveiligd met een wachtwoord. Vul het wachtwoord hieronder in om hem te kunnen bekijken:

Geplaatst in kleinzoon | Tags: , | Voer je wachtwoord in om reacties te bekijken.

E.T.A. Hoffmann en Georg Trakl: Die Bergwerke zu Falun

E.T.A. Hoffmann (1776-1822)

Mensen die bekend zijn met klassieke muziek kennen waarschijnlijk “Hoffmanns Erzählungen” van Offenbach, “de Notenkraker” van Tchaikowski, of Kreisleriana van Schumann. Allemaal muziek geïnspireerd op verhalen van E.T.A. Hoffmann. De letter A in zijn initialen betreft “Amadeus”. Hij heeft deze letter zelf ingevoegd omdat hij een fervent liefhebber was van de muziek van Mozart. Ook  componeerde hij met wisselend succes, was enkele jaren kapelmeester en ook muziekcriticus, maar uiteindelijk waren zijn verhalen die hij schreef veel invloedrijker. Zijn literaire werk schreef hij vooral tussen 1810 en 1822. Tijdens zijn relatief korte leven is hij vaak verhuisd. Hij woonde op meerdere plaatsen in het huidige Polen of in Oost-Duitsland en is begraven in Berlijn. Hij had rechten gestudeerd en meerdere juridische functies bekleed in zijn leven. Hij kon goed tekenen, illustreerde vaak zijn eigen verhalen en maakte karikatuurtekeningen zoals deze van zich zelf.

Ik schreef dit artikel omdat ik het gedicht van Georg Trakl dat op een van zijn verhalen is gebaseerd beter wilde begrijpen en om daardoor de compositie “Elis” van Henri Delnooz wellicht nog meer te kunnen doorgronden. Tussen 1819 en 1821 verscheen “Die Serapionsbrüder”, een verzameling romantische verhalen, waaronder het verhaal “Die Bergwerke zu Falun.” Hierop is “Elis”, het gedicht van Trakl, gebaseerd. Ik begin met een samenvatting van het verhaal van Hoffmann:

Terugkerend van een Oost-Indische reis naar Gothenburg in Zweden, wordt de neerslachtige jonge zeeman Elis Fröbom alleen gelaten, hij wil niet meedoen aan de feesten van de andere zeelieden. Zijn diepe verdriet komt voort uit het feit dat zijn moeder, zijn enige familielid, tijdens zijn afwezigheid is overleden. Hij voelt zich schuldig omdat hij haar de laatste uren niet heeft bijgestaan. Zijn gepieker wordt onderbroken door een oude mijnwerker die zich bij hem voegt en een gesprek met hem aangaat. Hij stelt voor dat de jongeman naar Falun gaat om daar als mijnwerker te werken. Zijn levendige verhaal over de schoonheid van het binnenste van de berg, dat doet denken aan een beschrijving van een magische wereld, maakt indruk op hem. De volgende nacht droomt Elis: de zeevaart wordt symbolisch getransformeerd in een ondergronds verblijf. Daar ziet Elis de wonderen van de berg en hij ziet de bergkoningin, een aantrekkelijke en tegelijkertijd angstaanjagende vrouw. De droom achtervolgt hem de komende dagen, en uiteindelijk begeeft Elis zich naar Falun, meer onbewust dan bewust. Keer op keer verschijnt de oude mijnwerker als een geest en wijst hem de juiste weg.

Wanneer Elis in Falun aankomt, net op de openingsdag van de mijn, is hij geschokt. De mijn werkt op hem als een helse kloof. Hij besluit de nacht in het dorp door te brengen. Daar belandt hij in een feest waar hij de mooie Ulla ontmoet.  Hij wordt op het eerste gezicht smoorverliefd op het jonge meisje en denkt dat zij de vrouwelijke figuur uit zijn droom is en denkt die nu te kunnen interpreteren: het is zijn lot om hier mijnwerker te worden zodat hij naast Ulla kan wonen

Op een dag heeft Elis een griezelige ontmoeting in de put: de oude mijnwerker verschijnt weer aan hem en profeteert dat Elis nooit met Ulla zal trouwen. Hij hoort van de oude mijnwerkers dat deze griezelige mijnwerker Torbern heet en ooit in een schacht is begraven. Sinds zijn dood lokt hij nieuwe arbeiders de mijn in. Bij zijn terugkeer naar het mijnwerkers-appartement wordt Elis opgewacht en daar heeft de vader van Ulla, Pehrson, Ulla’s huwelijk met een rijke zakenman geënsceneerd om Elis ertoe te brengen zijn gevoelens te bekennen. Het tegenovergestelde gebeurt echter en Elis rent wanhopig terug naar de mijnschacht. Als een gek daalt hij af, waar zich plotseling een hemels koninkrijk van kristallen aan hem openbaart. De bergkoningin verschijnt weer aan hem. Verscheurd tussen gelukzaligheid en angst, valt hij bijna flauw in haar armen. Pehrson en andere mijnwerkers vinden Elis. De list van de vader van Ulla komt aan het licht en besloten wordt dat Ulla en Elis gaan trouwen. 

Op de dag van het huwelijk zegt Elis, gestoken in zijn bruidegomspak, dat hij eerst nog een keer de berg in wil om een kostbare steen te zoeken die hun huwelijksgeluk zal versterken. Ulla kan hem niet tegenhouden en Elis verdwijnt. Even later krijgt ze het verschrikkelijke nieuws te horen dat de mijn boven Elis is ingestort.

Bijna 50 jaar later wordt in de mijn het lijk van een jonge man, geconserveerd in vitrioolwater (water met ertsverbindingen), uit de mijn geborgen. Hij lijkt geen dag ouder te zijn geworden en vertoont geen tekenen van ontbinding. Ulla, die sinds het ongeval elk jaar was teruggekeerd naar de put, komt er aan lopen. Ze is inmiddels een oude vrouw en identificeert het lijk als “haar Elis”. Ze omhelst haar dode jonge bruidegom en daarna sterft ze zelf ook. Het lichaam van Elis brokkelt af tot stof. Beiden worden dan begraven in de kerk waar ze van plan waren om te trouwen.

Het taalgebruik van Hoffmann is echt romantisch. Ik laat hier het laatste fragment van de vertaalde originele tekst zien (vertaling Anton Haakman)

‘Elis – mijn Elis, je bent weg – weg!’ riep Ulla, en ze viel als dood neer. Nu hoorde Pehrson Dahlsjö pas van de opzichter, dat Elis vroeg in de ochtend naar de grote kuil was gegaan en erin afgedaald; verder had er niemand in de schacht gewerkt, want de mijnwerkers en opzichters waren uitgenodigd voor de bruiloft. Pehrson Dahlsjö en alle mijnwerkers snelden er naar toe, maar alle naspeuringen die ze met het grootste levensgevaar verrichtten, waren vergeefs. Elis Fröbom werd niet gevonden. Het stond vast dat de ongelukkige door de instorting in het gesteente was begraven; en zo kwam er ellende en droefheid over het huis van de kloeke Pehrson Dahlsjö op het moment dat hij had gedacht zich te verzekeren van een rustige en vredige oude dag.

De kloeke smelterijmeester en alderman Pehrson Dahlsjö was al lang gestorven, zijn dochter Ulla al lang verdwenen, en niemand in Falun herinnerde zich hen nog, want sinds Fröboms fatale bruiloftsdag waren bijna vijftig jaar verstreken. Toen gebeurde het dat mijnwerkers bij een poging om een verbinding te maken tussen twee schachten, op een diepte van ruim tweehonderd meter in vitrioolwater het lijk van een jonge mijnwerker vonden, dat versteend leek toen ze het naar boven brachten.

Het leek alsof de jonge man in diepe slaap was verzonken, zo fris, zo goed geconserveerd waren zijn gelaatstrekken; zijn feestelijke mijnwerkerspak en zelfs de bloemen op zijn borst vertoonden geen spoor van bederf. Alle mensen uit de omgeving stroomden samen rond de jonge man, die men uit de kuil had omhooggedragen, maar niemand kende de gelaatstrekken van het lijk, en geen van de mijnwerkers kon zich herinneren dat ooit een van zijn kameraden onder puin was bedolven. Ze stonden op het punt het lijk naar Falun te vervoeren, toen uit de verte een stokoud, asgrauw moedertje op krukken kwam aanstrompelen. ‘Daar heb je het Sint-Jansmoedertje!’ riepen een paar mijnwerkers. Die naam hadden ze de oude vrouw gegeven omdat ze hadden gemerkt dat ze elk jaar op Sint Jan verscheen, handenwringend in de diepte keek, weemoedig steunde en klaagde en daarna weer verdween.

Nauwelijks had de oude vrouw de verstijfde jongeman gezien, of ze liet beide krukken vallen, strekte haar armen ten hemel en riep op hartverscheurende toon: ‘O Elis Fröbom, o mijn Elis, mijn lieve bruidegom!’ Daarbij hurkte ze naast het lijk neer, nam het bij de verstijfde handen en drukte die aan haar door de ouderdom koud geworden borst waar nog, als heilig naftavuur onder het ijs, een hart vol warme liefde klopte. ‘Ach,’ zei ze, terwijl ze de kring rondkeek, ‘niemand, niemand van jullie kent de arme Ulla Dahlsjö, die vijftig jaar geleden de gelukkige verloofde was van deze jonge man! – Toen ik verdrietig en wanhopig naar Ornäs trok, werd ik daar getroost door de oude Torbern; hij zei dat ik mijn Elis, die op onze trouwdag in het gesteente werd begraven, nog hier op aarde zou terugzien, en daarom ben ik jaar in jaar uit hier naar toe gekomen om vol verlangen en trouwe liefde in de diepte te kijken. – En vandaag is mij werkelijk zo’n heerlijk weerzien vergund! – O mijn Elis – mijn lieve bruidegom!’

Opnieuw sloeg ze haar uitgedroogde armen om de jonge man, alsof ze hem nooit meer wilde loslaten, en allen die eromheen stonden waren diep ontroerd. Zwakker en zwakker klonk het zuchten, het gesnik van de oude vrouw, totdat het wegstierf. De mijnwerkers kwamen naderbij, zij wilden de arme Ulla helpen opstaan, maar zij had de geest gegeven op het lijk van haar verstijfde bruidegom. Toen zagen ze dat het lichaam van de ongelukkige, dat ze ten onrechte voor versteend hadden gehouden, begon te verpulveren. In de Kopparbergskerk, waar het paar vijftig jaar eerder in het huwelijk zou zijn getreden, werd de as van de jonge man bijgezet, samen met het lijk van zijn tot in de bittere dood getrouwe bruid.

Het hele verhaal kun je hier terug vinden

Georg Trakl (1887-1914)

En dan komen we nu bij een andere schrijver, Georg Trakl. Een tragische figuur die honderd jaar later als Hoffmann leefde en zich in een van zijn gedichten dus liet inspireren door bovenstaand verhaal

Georg Trakl groeide op in Salzburg waar hij en zijn broers en zussen werden opgevoed door een Franse gouvernante. De gouvernante, Marie Boring, diende het gezin 14 jaar lang en speelde een belangrijke rol als plaatsvervangende moeder voor de kinderen. Ze was een vrome katholiek, leerde de kinderen de Franse taal en ze las vaak Franse literatuur en tijdschriften met hen. In september 1905 begon hij aan een driejarige leertijd bij de Salzburger apotheek “Zum Weißen Engel” in de Linzer Gasse. Deze positie maakte het hem gemakkelijk om aan bedwelmende middelen te komen waar hij ook de rest van zijn leven gevoeilig voor bleek te zijn. Eind maart 1906 ging Trakl’s toneelstuk “Totentag” en in september 1906 “Fata Morgana” in première in het stadstheater van Salzburg. De twee toneelstukken in één bedrijf werden echter niet goed ontvangen, daarom vernietigde de dichter ze kort daarna. Trakl kwam rond 1907 door deze mislukkingen in een eerste creatieve crisis terecht, wat leidde tot nog zwaarder drugsgebruik. Na het overlijden van zijn vader in juni 1910 kwam het gezin in financiële moeilijkheden. Desalniettemin studeerde Trakl af met een masterdiploma in de farmacie en trad op 1 oktober 1910 in militaire dienst als apotheker. Na het einde van dat militaire jaar probeerde hij voet aan de grond te krijgen als stads-apotheker, wat hem nooit echt lukte, maar wat hem in 1912 naar Innsbruck leidde . Via zijn jeugdvriend Erhard Buschbeck ontmoette Trakl in 1912 ook zijn grote beschermheer Ludwig von Ficker en vanaf dat moment werden zijn gedichten regelmatig gepubliceerd in zijn gerenommeerde halfmaandelijkse tijdschrift “Der Brenner”. Hij kwam ook in contact met enkele belangrijke mensen in de Weense literaire en artistieke scene, waaronder Karl Kraus , Adolf Loos en Oskar Kokoschka.

Trakl kreeg steeds vaker last van angsten en depressies. Soms was hij bijna doodsbang voor vreemden, waarschijnlijk vanwege zijn alcohol- en drugsgebruik. Hij leefde tussen staten van euforie en bedwelming. Nadat zijn manuscript “Gedichte” in 1913 door Kurt Wolff Verlag in Leipzig was gepubliceerd, reisde Trakl met Kraus, Loos en von Ficker naar Venetië en hield aan het einde van het jaar zijn eerste en enige openbare lezing in Innsbruck. De pers meldde: “Georg Trakl oogstte rijk applaus met zijn geestige gedichten […], hoewel zijn manier van voorlezen beter geschikt is voor een intieme kring dan voor een grotere zaal.” Ondanks zijn literaire successen sprak de dichter over een “voortdurende keten van ziekte en wanhoop” die zijn leven teisterde.

In augustus 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit. Trakl werd opgeroepen voor het leger als militair apotheker. Hij was getuige van de slag om Gródek in september 1914 als medisch luitenant. Hij moest in zijn eentje en zonder voldoende materiaal bijna honderd zwaargewonden onder erbarmelijke omstandigheden verzorgen. Hij kreeg toen een zenuwinzinking. Hij wilde zichzelf neerschieten maar werd door zijn vrienden tegen gehouden en vervolgens werd hij naar een militair hospitaal in Krakau gestuurd. Op de avond van 3 november 1914 stierf hij daar aan een hartstilstand na inname van een overdosis cocaïne. In 1925 werd het stoffelijk overschot van Krakau naar het Mühlauer Friedhof bij Innsbruck overgeplaatst.

Georg Trakl schreef het gedicht Elis, gebaseerd op “Die Bergwerke zu Falun” van Hoffmann. Het werd een gedicht in drie delen.

Deel 1

  1. Elis, wenn die Amsel im schwarzen Wald ruft,
    Dieses ist dein Untergang.
    Deine Lippen trinken die Kühle des blauen Felsenquells.
  2. Lass, wenn deine Stirne leise blutet
    Uralte Legenden
    Und dunkle Deutung des Vogelflugs.
  3. Du aber gehst mit weichen Schritten in die Nacht,
    Die voll purpurner Trauben hängt,
    Und du regst die Arme schöner im Blau.
  4. Ein Dornenbusch tönt,
    Wo deine mondenen Augen sind.
    O, wie lange bist, Elis, du verstorben.
  5. Dein Leib ist eine Hyazinthe,
    In die ein Mönch die wächsernen Finger taucht.
    Eine schwarze Höhle ist unser Schweigen,
  6. Daraus bisweilen ein sanftes Tier tritt
    Und langsam die schweren Lider senkt.
    Auf deine Schläfen tropft schwarzer Tau,
  7. Das letzte Gold verfallener Sterne.

Deel 2

  1. Vollkommen ist die Stille dieses goldenen Tags.
    Unter alten Eichen
    Erscheinst du, Elis, ein Ruhender mit runden Augen.
  2. Ihre Bläue spiegelt den Schlummer der Liebenden.
    An deinem Mund
    Verstummten ihre rosigen Seufzer.
  3. Am Abend zog der Fischer die schweren Netze ein.
    Ein guter Hirt
    Führt seine Herde am Waldsaum hin.
    O! wie gerecht sind, Elis, alle deine Tage.
  4. Ein heiterer Sinn
    Wohnt in der Winzer dunklem Gesang,
    Der blauen Stille des Ölbaums.
  5. Bereitet fanden im Haus die
    Hungernden Brot und Wein.

Deel 3

  1. Ein sanftes Glockenspiel tönt in Elis’ Brust
    Am Abend,
    Da sein Haupt ins schwarze Kissen sinkt.
  2. Ein blaues Wild
    Blutet leise im Dornengestrüpp.
  3. Ein brauner Baum steht einsam da;
    Seine blauen Früchte fielen von ihm.
  4. Zeichen und Sterne
    Versinken leise im Abendweiher.
  5. Hinter dem Hügel ist es Winter geworden.
  6. Blaue Tauben
    Trinken nachts den eisigen Schweiß,
    Der von Elis’ kristallener Stirne rinnt.
  7. Immer tönt
    An schwarzen Mauern Gottes eisiger Odem.

Het gedicht staat bol van de symbolen, zoals de kleuren zwart, blauw en bruin. Blauw zou je misschien kunnen zien als de kleur van het daglicht, zwart dat van de nacht, maar ook van het leven onder de grond. Bruin staat voor eenzaamheid en  somberheid. “Gold” en “goldenen Tag” staan voor (vermeend) geluk, maar ook voor de diamanten in de mijn. “Rosigen Seufzer” staat voor de liefde en de herinnering aan de tijden van zijn verliefdheid. In deel1, strofe 2: “Uralte Legenden en Deutung des Vogelflugs” slaat bijvoorbeeld op al de voorspellingen die er werden gedaan aan zowel Elis als Ulla. Een van de mooiste zinnen in het gedicht is misschien wel strofe 4 van deel 2: “Ein heitere Sinn wohnt in der winzer dunklem Gesang der blaue Stille des Ölbaums:  “Een duidelijke betekenis woont in het kleine, donkere lied van de blauwe stilte van de olijfboom”. Het is een door en door symbolistisch gedicht dat, nog meer dan het oorspronkelijke verhaal van Hoffmann, laat voelen wat er indertijd in het hoofd van Elis, maar ook in dat van zijn geliefde Ulla om moet zijn gegaan. Ook wat hij gevoeld moet hebben toen hij, nog niet dood, in de donkere schacht lag met een bloedend voorhoofd. Je kunt nog veel meer associaties hebben en er zelfs een soort eeuwigheidsgevoel bij ervaren. Maar in elk geval is het zo dat als je het verhaal van Hoffmann hebt gelezen een aantal zinnen in het gedicht van Trakl iets begrijpelijker worden.

De derde in de rij die zich door het verhaal liet inspireren, in dit geval door het gedicht van Trakl, is de componist Henri Delnooz. Hij heeft het gedicht Elis van Trakl uitgewerkt voor 16 individuele zangers. Naar mijn idee is de muzikale dimensie die er hier door aan wordt toegevoegd overweldigend. Als je je hier aan overgeeft voel je hoe de tijd stolt.

Geplaatst in Geschiedenis, taal | Tags: , , , , , | 1 reactie

Elis: Georg Trakl en Henri Delnooz

Gisteren en vandaag heb ik geluisterd naar een compositie uit 1986 van Henri Delnooz. Ik heb van hem les gehad. Hij sprak vrijwel nooit over zijn composities, maar een enkele keer liet hij me toch iets zien. Dat was begin zeventiger jaren. In die tijd heb ik ook enkele stukken van hem gehoord. Niet dit stuk: Elis. Het is het beste stuk dat ik van hem ken en ik was er gelijk helemaal van onder de indruk. Dus heb ik geprobeerd om mijn ervaring enigszins te delen door middel van dit artikel. Niet alleen de compositie is mooi, ook het gedicht is briljant. Eigenlijk zijn het twee gedichten: “An den Knaben Elis” en “Elis”. Georg Trakl schreef ze tussen de lente van 1913 en begin 1914. De Elis-figuur is afkomstig van E.T.A. Hoffmanns verhaal “De mijnen bij Falun.” In dat verhaal is Elis Frobom een ​​17e-eeuwse Zweedse mijnwerker die op zijn trouwdag sterft in de mijnen. Zijn lichaam wordt vijftig jaar later teruggevonden, nog steeds jeugdig, perfect bewaard gebleven. Zijn nu bejaarde vrouw ziet het lijk en omhelst hem, en zijn lichaam brokkelt af tot stof. Trakl maakte er dus twee gedichten over: “An den Knaben Elis”, en “Elis”. Dat laatste gedicht heeft twee delen. Oorspronkelijk was het echter één gedicht, de twee gedichten gewoon achter elkaar als een gedicht in drie delen. De oorspronkelijke versie met de drie delen is op muziek gezet door Henri Delnooz.

Elis

Deel 1

  1. Elis, wenn die Amsel im schwarzen Wald ruft,
    Dieses ist dein Untergang.
    Deine Lippen trinken die Kühle des blauen Felsenquells.
  2. Lass, wenn deine Stirne leise blutet
    Uralte Legenden
    Und dunkle Deutung des Vogelflugs.
  3. Du aber gehst mit weichen Schritten in die Nacht,
    Die voll purpurner Trauben hängt,
    Und du regst die Arme schöner im Blau.
  4. Ein Dornenbusch tönt,
    Wo deine mondenen Augen sind.
    O, wie lange bist, Elis, du verstorben.
  5. Dein Leib ist eine Hyazinthe,
    In die ein Mönch die wächsernen Finger taucht.
    Eine schwarze Höhle ist unser Schweigen,
  6. Daraus bisweilen ein sanftes Tier tritt
    Und langsam die schweren Lider senkt.
    Auf deine Schläfen tropft schwarzer Tau,
  7. Das letzte Gold verfallener Sterne.

Deel 2

  1. Vollkommen ist die Stille dieses goldenen Tags.
    Unter alten Eichen
    Erscheinst du, Elis, ein Ruhender mit runden Augen.
  2. Ihre Bläue spiegelt den Schlummer der Liebenden.
    An deinem Mund
    Verstummten ihre rosigen Seufzer.
  3. Am Abend zog der Fischer die schweren Netze ein.
    Ein guter Hirt
    Führt seine Herde am Waldsaum hin.
    O! wie gerecht sind, Elis, alle deine Tage.
  4. Ein heiterer Sinn
    Wohnt in der Winzer dunklem Gesang,
    Der blauen Stille des Ölbaums.
  5. Bereitet fanden im Haus die
    Hungernden Brot und Wein.

Deel 3

  1. Ein sanftes Glockenspiel tönt in Elis’ Brust
    Am Abend,
    Da sein Haupt ins schwarze Kissen sinkt.
  2. Ein blaues Wild
    Blutet leise im Dornengestrüpp.
  3. Ein brauner Baum steht einsam da;
    Seine blauen Früchte fielen von ihm.
  4. Zeichen und Sterne
    Versinken leise im Abendweiher.
  5. Hinter dem Hügel ist es Winter geworden.
  6. Blaue Tauben
    Trinken nachts den eisigen Schweiß,
    Der von Elis’ kristallener Stirne rinnt.
  7. Immer tönt
    An schwarzen Mauern Gottes eisiger Odem.

Matthieu Vermeulen van Studium Chorale maakte een programmatoelichting. Daarin schreef hij onder meer:
In het gedicht valt onmiddellijk de overvloed van beelden op waarin kleuren een rol spelen. Niet als realistische beschrijving of als impressionistische anecdote, maar als eigenlijke drager van de betekenis. Dit was een eerste muzikaal idee voor de componist. voor hem liggen “kleuren zien” en “klanken horen” in elkaars verlengde; zien en horen gaan in elkaar over: muziek als gekleurde beweging, als beweging met kleur. Daarnaast ontwikkelde Delnooz een tweede idee, dat het beste weergegeven kan worden door de laatste tempo-aanduiding van het stuk: de in de muziek ongebruikelijke term “irrigigendo” (stollend). Het derde deel moest voor hem uit het “tot-stilstand-komen” van iets, vergelijkbaar met een lavastroom die langzaam de helling afschuift, vooruitgaand in de ruimte, veranderend van vorm zonder dat men weet hoe en wanneer het stolsel tot stilstand komt. Dit stollen slaat op de tijdsbeleving. De componist zegt hierover: ‘dat wat tot stilstand moest komen was de tijd. Dit sluit aan bij mijn technieken die, afwisselend met of zonder overgang, een gevoel van vooruitgang in de tijd en een gevoel van richting veroorzaken, en het tegengestelde daarvan: het niet-vooruitgaan, het richtingloze, het gevoel omgeven te zijn. Tijd als rechte lijn, tijd als cirkel.’

Ik heb het stuk enkele keren beluisterd en krijg op mijn manier een indruk hoe Henri Delnooz is omgegaan met de tekst van Georg Trakl. Ik heb het op het gehoor geanalyseerd en korte muziekfragmenten illustreren enkele aspecten. Op het einde kun je het hele stuk beluisteren met de tekst erbij.

Deel 1: De jonge man Elis, net getrouwd en mijnwerker is al lang dood, maar we lijken hem terug te kunnen zien in allerlei beelden van de natuur: Toen indertijd de merel zong in het zwarte woud begon jouw ondergang. Jouw lippen drinken nu de koelte van de blauwe rots. In deze twee eerste strofen laat Henri Delnooz de kleuren van de tekst die vooral in de klinkers zitten muzikaal horen.  Eerst klinkt de titel “Elis” die breed wordt uitgewerkt in een zweverige sfeer die we ook enigszins vergelijkbaar op het einde van het stuk zien terugkomen.

Daarna volgt een vrij lang stuk bestaande uit losse lettergrepen op vaak repeterende tonen die door het hele koor heen klinken. Elke zanger heeft zijn eigen toon die af en toe weer terugkeert. Je hoort een soort ademhaling, het is een gestage beweging die toch geleidelijk enigszins verandert. Het geheel zakt of stijgt dan wel niet, maar er komen wel steeds vooral lagere tonen bij. De tonen worden ook steeds langer, er ontstaat geleidelijk aan een steeds meer klaaglijke sfeer. Ik heb de associatie met een bos met allerlei donkere bomen, elke boom is een individu zoals ook de zangers van het koor als individu een toon zingen.

Tegelijk is het bos een geheel, de bomen zijn verbonden met elkaar. Nog iets later komen er nog hogere, aanzwellende, en weer afnemende tonen bij.

Opeens worden de tonen weer kort, zoals eerder. In dit deel met de verbrokkelde tekst van strofe 1 en 2 lijkt de tijd even gestold, maar die gestolde tijd is niet neutraal. Je voelt het drama dat zich afspeelde 50 jaar eerder, en nog steeds drukt op de omgeving. Vanaf strofe 3 kunnen we de tekst volgen:  Jij gaat met een lichte tred door de nacht (we horen hem aan komen lopen..) die vol met purperen druiven hangt (deze zin klinkt heel donker en dramatisch) en jij steekt je armen omhoog in de lucht.

De volgende strofen zijn natuurbeschrijvingen die mooi beeldend op muziek worden gezet: Een doornenstruik laat zien waar je maanachtige ogen zijn, och hoe lang ben je al dood Elis. Je lichaam is een hyacint waarin een monnik zijn wassen vingers doopt. Een zwart hol is onze stilte. Soms stapt er een zachtaardig dier uit en laat langzaam de zware oogleden zakken. Zwarte dauw druppelt op je slapen. Bij het stappen van het diertje hoor je dat het om een klein dier gaat, de lettergrepen worden heel kort gezongen en steeds herhaald, alsof het snel kruipt en weer stilstaat. Bij het druppelen van de dauw wordt alles weer vertraagd. Het laatste goud van vergane sterren. Deze zin wordt apart gezet en je krijgt even een soort oneindigheidsgevoel. De dauwdruppels begeleiden als het ware het laatste levensteken van Elis. Het eerste deel wordt daarmee afgesloten, al met al een beklemmend deel waarin de gebeurtenis van toen tot een eeuwigheid wordt.

Deel 2. Het tweede deel is het kortste en de tekst is hier in het algemeen goed te volgen. Elis is in deel 1 gestorven maar blijkt als het ware nog in ons midden te zijn. Er zijn in dit deel verwijzingen naar de bijbel. De eerste strofe begint reciterend: volkomen is de stilte van deze gouden dag. Ik denk dat Trakl de dag bedoelt dat hij na 50 jaar weer wordt terug gevonden. Deze dramatische gebeurtenis is goed te horen: “Onder oude eiken verschijn jij, Elis, een rustende met ronde ogen.

Je kunt nog zien dat hij vlak voor hij stierf als jonggehuwde de liefde heeft bedreven: Het blauw spiegelt de sluimer van de geliefden. Op jouw mond verstomden haar rozeachtige zuchten.  Uiterst traag klinken deze strofen, je kijkt mee naar het dramatische terugvinden van het lichaam met al de associaties die vooral zijn inmiddels oude geliefde moet hebben. Heel krachtig is strofe 3, waar toespelingen naar de bijbel worden gemaakt: in de avond haalt een visser zijn netten binnen en brengt een herder zijn kudde naar een veilige plaats.

In de heel korte strofe 4 klinkt uit de olijfboom een vrolijk gevoel in de vorm van een  klein donker gezang. De laatste strofe 5 verwijst ook weer naar de bijbel: De hongerigen vinden in hun huis brood en wijn. Opvallend is hoe brood en wijn als losse woorden apart worden gezet, zoals ook tijdens de eucharistie in twee heilige handelingen eerst het brood wordt gebroken en gezegend en daarna de wijn. In dit deel wordt in de tekst Elis teruggevonden, hij is nog aanwezig als een klein gezang in de olijfboom. Intussen gaat het leven door. Er wordt gewerkt en gegeten. Zoals het hoort (“gerecht”). Maar de bijbelse symboliek geeft er een mystiek tintje aan.

Deel 3. Het derde deel heeft een opbouw die enigszins lijkt op die van deel 1: we beginnen met strofen waarbij de tekst nauwelijks te volgen is, nu is dat zo in maar liefst 5 strofen: “Een zacht klokkenspel klinkt in de borst van Elis, in de avond, als zijn hoofd op een zwart kussen zinkt.

Een blauw wild dier bloedt zachtjes in een doornenstruik. Een bruine boom staat apart. Zijn blauwe vruchten zijn gevallen. Tekens en sterren verdwijnen langzaam in de nachtelijke vijver. Achter de heuvel is het winter geworden.” We horen hier het stollingsproces waar Hernri Delnooz het ook in zijn toelichting over had nog sterker als in het eerste deel. De 5 strofen lopen in elkaar over en de sfeer blijft steeds hetzelfde, maar de toonhoogten zakken geleidelijk, ook dat is een onderdeel van dit stolllingsproces, het tot stilstand komen van de tijd. In de tekst wordt het stervensproces uitgebeeld. Voor hij doodt is gaat zijn borst nog even op en neer, hij is als een wild dier dat doodbloedt in een doornenstruik, Naast hem een boom die zijn vruchten laat vallen. Alles verdwijnt langzaam. Het wordt winter.
In de laatste twee strofen van dit deel is de tekst weer wel mee te volgen. In strofe 6 wordt het ijskoude zweet dat van het kristallen voorhoofd van Elis druipt door blauwe duiven gedronken. Je hoort de blauwe duiven door de lucht zwieren. En dan het stromen van het ijskoude zweet als een eeuwige stroom, eindigend met het woord “immer”, dat al hoort bij de laatste strofe: Immer tönt……


An schwarzen Mauern Gottes eisiger Odem, eeuwig klinkt tegen een zwarte muur Gods ijzige adem.
We horen hoe het enigszins gaat ruisen, bewegen. Ook nu weer in een proces van dalende patronen, met zachte sirene-achtige effecten. Gods adem wordt zachter en sterft uit. Losse lettergrepen op verschillende toonhoogten spreken daar doorheen intussen nog flarden tekst uit. Het eindigt met als achtergrond deze ijzige adem waar doorheen heel langzaam in losse lettergrepen: Got-tes ei-si-ger O-dem.

Samenvattend: van de ene kant zien we hoe het gedicht als een geheel wordt neergezet. Elis is dood maar ook weer niet, hij is er in de kleuren, in de vormen van bomen, hij is er in associaties. Wij als huidige mensen zijn al verder in de tijd, maar intussen is de tijd gestold tot slechts een moment van herinnering. Vooral  de stukken waarbij de tekst niet is te volgen, in het eerste en in het derde deel, wordt geprobeerd om die gestolde tijd in de muziek weer te geven. Tegelijk is er ook een proces. Er is een verleden (jij ging dood), deel 1. Er is een heden (jij bent er nog in beelden en associaties): deel 2. Er is een toekomst: deel 3. In die toekomst is er alleen nog de adem van God. De Bijbelse verwijzingen vormen een brug tussen heden en toekomst, tussen deel 2 en 3. De strofen waarin je de tekst wel kunt volgen geven het tegenovergestelde van de stilstand weer: beweging. En het is heerlijk om die tekst dan ook te volgen als een soort ritmische beweging, de ademhaling van de tekst door middel van de muziek is prachtig. Zo kan ook Bach dat doen. Het proberen vat te krijgen op de tijd, of het je er aan overgeven is iets dat mij zo wie zo al mateloos boeit. Bij goede kunst gebeurt dat bijna automatisch, zeker bij muziek. Ik schreef al eens dat muziek een poort kan zijn om de essentie van de dingen te ervaren. Die ervaring kun je bij dit gedicht, maar zeker bij deze muziek ook hebben. Je moet je er aan overgeven, er helemaal door laten meevoeren.

Dan nog iets over de uitvoering. Die is zonder meer subliem. Welk ander koor in Nederland zou dat op dit moment kunnen evenaren? Er is tot in details gewerkt om het zo te laten klinken, dat kan niet anders. Een koor dat dat ook zou kunnen en er waarschijnlijk ook genoeg energie in zou stoppen is denk ik het Kammerchor Stuttgart. Het zou aardig zijn om dat koor te benaderen en warm te maken voor een hernieuwde uitvoering. Het stuk zou het verdienen. Maar gelukkig hebben we op dit moment een opname van Studium Chorale.

Deze complete opname met daarbij ook de tekst staat hier

Je kunt ook luisteren naar een concert van L1 waar dit stuk een onderdeel van is. Op stand 35:25 minuten begint deze eveneens complete opname.
Je hoort in beide gevallen Studium Chorale o.l.v. Eric Hermans.

Meer over Hoffmann en Trakl en over de betreffende teksten van deze schrijvers vind je hier

Geplaatst in muziek, taal | Tags: , , , , , | 2 reacties

Spelen op het orgel van de Servaasbasiliek van Maastricht

Mijn oudste kleinzoon Gijs heeft al op aardig wat orgels gespeeld. Hij probeerde het zich voor de geest te halen: in Gouda in de St. Jan op alle vier de orgels: het Moreau orgel, het kistorgel, het koororgel en het kabinetorgel. Maar ook speelde hij al diverse keren op het orgel van de Pauluskerk en ook op het orgel van de Lutherse kerk. In Rotterdam op het orgel van de Laurenskerk twee keer, en ook op het orgel van de Doopsgezinde gemeente. In Schoonhoven op twee orgels, dat van de Bartholomeuskerk en dat van de Oud-Katholieke kerk. In Middelburg op het orgel van de Nieuwe kerk en in Haarlem op het orgel van de st. Bavo. Dat waren wel erg veel orgels in protestantse kerken. Als je het huisorgel van de Oud-katholieke kerk niet meetelt dan was deze dag een heuglijke dag: hij speelde nu op het Picard-orgel van de Servaasbasiliek in Maastricht, een super katholieke kerk.

In de Franse tijd is Maastricht 20 jaar lang bezet geweest en hoorde het ook 17 jaar bij Frankrijk. Kerken en kloosters moesten het vooral in de beginperiode, nog voor de komst van Napoleon, ontgelden. De eeuwenoude Servaasbasiliek werd omgevormd tot een grote paardenstal voor de Franse troepen. Het orgel werd vernield. Een deel van de kostbaarheden heeft men kunnen redden en gelukkig bleef in het westdeel de prachtige hooggelegen kapitelen galerij en de nog hoger gelegen keizerzaal gespaard.
In 1804 kocht het kerkbestuur het orgel uit de Dominicanerkerk, die door de opheffing van de kloosterorden in 1796 leeg was komen te staan. De bouwer van het orgel is niet bekend, maar gedacht wordt aan Peter Briesger, die het rond 1650 zou hebben gebouwd. In 1734 wijzigde Jean-Baptiste Le Picard het orgel naar een meer Waalse signatuur. Vlak voor 1804 werd het orgel onderhouden door Joseph Binvignat, die het orgel ook overbracht naar de Sint-Servaasbasiliek en iets aanpaste voor gebruik aldaar. Het orgel wordt door sommigen een Binvignat-orgel, door anderen een Picard orgel genoemd. Het heeft in ieder geval een opvallende Franse klank. In de 19e en vroege 20e eeuw onderging het orgel nog vier restauraties. Tijdens de algemene restauratie van de kerk eind 20e eeuw is ook het orgel opnieuw en zeer ingrijpend gerestaureerd door de orgelbouwer Verschueren uit Heythuysen. De Franse invloed zien we nog steeds ook in de benamingen van de registers terug:

I Grand Orgue C– Montre 16′ Bourdon 16′ Montre 8′ Bourdon 8′ Flute Harmonique 8′ Viola di Gamba 8′ Prestant 4′ Flute 4′ Salicional 4′ Quinte 22/3′ Doublette 2′ Fourniture III Cymbale II Cornet V Bombarde 16′ Trompette 8′ Clairon 4′II Positif C– Montre 8′ Bourdon 8′ Salicional 8′ Unda Maris 8′ Bilingua 8′ Prestant 4′ Flute 4′ Doublette 2′ Flageolet 1′ Mixture II-III Basson-Hautbois 8′III Echo C– Bourdon 8′ Flute 4′ Flageolet 2′ Cornet II–III Voix humaine 8′Pédale C– Montre 16′ Soubasse 16′ Quinte 102/3′ Flute 8′ Prestant 4′ Bombarde 16′ Trompette 8′ Clairon 4′
  • Koppels
  • Speelhulpen

We werden zeer vriendelijk ontvangen door hoofdorganist Marcel Verheggen, die ons alle registers demonstreerde. Daarna mocht Gijs.

We gingen na afloop nog de crypte in en zagen in de verte het graf van Servaas. Ik vertelde wat het woord basiliek eigenlijk betekende en we keken naar de bijbehorende attributen bij het altaar.
-‘Opa, hier mag je niet zomaar doorlopen, je moet eerst knielen.’
Dat wist hij al, je mag het altaar met het Allerheiligste niet zomaar oneerbiedig voorbijlopen. Ik vertelde dat je dan eigenlijk ook een kruisteken moest maken. Ik deed het voor. Nieuwsgierig probeerde hij het na te doen.

We zagen in Maastricht nog het Conservatorium, de huizen waar de eerste studentenkamers van Oma Frens en opa Pieter waren, de oudste stadspoort van Nederland (de Helpoort, die naam was erg interessant), de Bisschopsmolen waar we een vlaai kochten, we liepen nog boekhandel Dominicanen binnen, de voormalige kerk waar het Picard orgel vandaan kwam en ook liepen we de OLV basiliek binnen om naar het orgel te kijken. Bij binnenkomst daar stond een groot beeld van Christoffel, als je die groette dan kreeg je die dag geen ongeluk. Hij werd door ons allen nadrukkelijk gegroet.

Thuis gekomen klom hij onbevreesd in het topje van een boom in de tuin. Christoffel waakte over hem. Ook maakte hij in de gang een altaar en maakte uiteraard al knielend een kruisteken.

Boven was het orgel van de Nicolaasbasiliek. Hoe zat het daar met de registers? Gijs gaf een mooie demonstratie. Hij had goed opgelet bij de demonstratie van Marcel Verheggen.

Na het eten ging hij met ons weer terug naar broertje en zusje in Schoonhoven. Zijn jongste zusje had een feest georganiseerd. Daarbij waren er geen orgelklanken, maar er werd gedanst op de funky klanken van Prince. Ook papa, mama, opa en oma deden mee. Wat zullen we allemaal lekker geslapen hebben!

Geplaatst in Geschiedenis, kleinzoon, muziek | Tags: , , , | 1 reactie

Franse muziek op een Frans orgel.

Het orgel dat je al kunt zien als je bij ons in de straat aan komt lopen en dan kijkt naar het raampje van de gang, dat is vernieuwd. Je ziet nu het orgel van de kathedraal van Auch.


-‘Dat had ik gezien op jouw blog opa, ik wilde het namaken.’

We waren naar orgelles geweest. Na de les liepen we door de Pauluskerk, Gerben moest de deur afsluiten.
-‘Wat heb je eigenlijk gespeeld in Engeland, Gerben?’
Gerben had niet verteld dat hij die week in Bradford een concert had gegeven maar omdat Gijs die week geen les had gehad wilde hij van mij weten waarom Gerben er niet was. Ik wist het ook niet maar had het op de betreffende facebookpagina opgezocht. Dus wist Gijs nu dat hij in Engeland was geweest.
-‘Ik heb Sweelinck, Nieland en Daan Manneke gespeeld, verder Bach en Reger.’
-‘O ja, natuurlijk. Omdat het Regerjaar is.’
-‘Precies’.
-‘Opa, ik moet eigenlijk ook nog iets van Reger spelen.’ Ik sprong op die suggestie in:
-‘Je weet dat Reger erg moeilijk is, toch?
-‘Ja maar dat stuk wat jij speelde Gerben, bij de ingebruikname van het gerestaureerde Moreau-orgel, dat was toch niet zo moeilijk? Hoe heette dat stuk ook al weer, iets van “Morgenstern?”’
-‘Wie schön leuchtet der Morgenstern. Ja dat is iets minder moeilijk inderdaad.’
-‘Ja, ik vond het een mooi stuk. Je kon heel goed horen hoe het lichter werd en de morgenster tevoorschijn kwam, toch?’
-‘” Venus”, vulde ik aan.
Gerben glimlachte.
-‘Misschien moet je dat maar eens proberen na te spelen.’

Thuis ging hij gelijk orgel spelen. Ik hoorde de mooie klanken van een favoriet stuk van hem, van Widor.
-‘Eten!’ Hij kwam naar beneden. 10 20 30 40.. hij telt in recordtempo tot 100. Daarna kunnen we eten.
Na het eten kijken we vaak naar iets op Youtube. Hij zette dit keer een orgelstuk van Bach op. Het stond in H-moll. Daarover zo meteen meer.

In de auto had hij mij gevraagd wat bémol eigenlijk betekende. Een bepaald Frans stuk dat hij eens tegenkwam stond in Si bémol. Ik legde hem uit hoe de Fransen de toonsoorten benoemen. Eigenlijk wist hij het al. Ze gebruiken daar de namen do re mi enzovoort, maar dan als absolute toonsoorten. Zoals wij zeggen dat een stuk in C staat zeggen zij dat het in Do staat. Alleen dat woordje bémol dat kende hij nog niet. Ik legde het uit. Gijs maakte associaties. De Engelsen zeggen “B-flat. Maar als ze in Engeland een kruis willen benoemen, wat zeggen ze dan?’
-‘Dat heet “sharp”.’
-‘O ja’.
-‘Weet je Gijs dat ze in Duitsland ook iets raars hebben? Bach schreef een mis in “H-moll”.’
-‘Hè, de letter H?’
-‘Ja. Ze zeggen tegen een “Bes” “B” en tegen een “B” “H”. Vreemd hè? Zo hebben ze overal allerlei gekke dingen.’

We zaten die avond dus achter de TV en gingen kijken naar een fuga van Bach, die stond zoals gezegd in H-moll. Hij wist het nog.
-‘Dat stuk staat dus in B-mineur!’ zei hij triomfantelijk.
We luisterden samen naar het stuk. Daar kwam de tweede thema-inzet. Gijs vertelde wat hij hoorde.
-‘Dat is de tweede inzet. Die staat in Fis mineur. Dat is de dominanttoonsoort.’ Even later: ‘Nu staat het weer in B. En nog wat verder: hier gaat hij naar de paralleltoonsoort, dat is D. Dat vind ik een fijne toonsoort om in te improviseren.’

Mijn vrouw zat naast me en viel bijna van de bank van verbazing. ‘Paralleltoonsoort! Hoe weet hij dat allemaal! Volgens mij kan hij makkelijk eindexamen muziek doen op VWO-niveau, nu al!
Gijs had die ochtend op de basisschool van een vakleerkracht muziekles gehad. De kinderen moesten proberen te luisteren wanneer er telkens weer een ander akkoord kwam, na hoeveel tellen was dat? De kinderen probeerden het volgens Gijs driftig te tellen. Hij had het voor zichzelf maar wat moeilijker gemaakt. Telkens als het akkoord veranderde noteerde hij het nieuwe akkoordsymbool. Met een schuine streep eronder liet hij nonchalant ook nog zien welke noot op dat moment in de bas zat. Ik had het gezicht van de docent wel eens willen zien…. Op het einde van de les mochten enkele kinderen iets op het keyboard spelen. Gijs speelde uit zijn losse pols de Turkse mars van Mozart…

-‘Opa, wil jij nog iets op de televisie zien? Ik ga nu even orgel spelen.’ Hij liet de fuga in H-moll van Bach voor wat hij was, er was uiteraard al weer tig keer naar een andere toonsoort gemoduleerd. Daar klonken wederom mooie orgelklanken vanuit de bovenverdieping. Ik sloop naar boven en nam wat ik hoorde gedurende 5 minuten op. Toen hij klaar was keek hij om:

-‘Vond je het mooi opa? Ik had zin om op het Cavaillé-Coll orgel van Caen een Franse improvisatie te spelen.’

Ik had Franse muziek op een Frans orgel gehoord. Ik vond het mooi.

Geplaatst in kleinzoon | Tags: , , , | 2 reacties

Henri Delnooz

Foto van de site van Maastrichtse componisten

Beste Pieter
Heet van de naald antwoord:
Farkas haalde mij ’n uitspraak van Michelangelo aan, die ik wel kende maar nooit genoeg tot in de uiterste consequentie had toegepast. “Het beeld zit al in de steen, ik hoef slechts het overtollige materiaal te verwijderen.” Bij Webern en Schopenhauer las ik eigenlijk hetzelfde: het is zaak de natuurlijke consequentie te trekken van het voorafgaande.
Schopenhauer schrijft: “Die Musik ist so sehr was alle Kunst zu sein strebt, nämlich Wiederholung der Welt in einem einartigen Stoff, dass, wer die Musik völlig erklärt, eben damit auch die Welt erklärt hätte.” Verderop: “Die Musik ist also keineswegs, gleich den anderen Künsten, das Abbild der Ideen; sondern ABBILD DES WILLENS SELBST: deshalb eben ist die Wirkung der Musik so sehr viel mächtiger und eindringlicher als die der andere Künsten: denn diese reden nur vom Schatten, sie aber vom Wesen.”

Samenvatting van het einde van dit citaat: Muziek is een projectie van de wil. De werking van muziek is veel indringender dan die van welke andere kunstsoort ook. Andere kunstvormen laten de schaduw van een idee zien, muziek kan het wezen van een idee laten zien.

Bovenstaand stukje is het letterlijk overgenomen begin van een brief die ik kreeg van Henri Delnooz. Daarvoor had ik drie jaar les van hem gehad, een jaar bijvak theorie der muziek, twee jaar hoofdvak theorie der muziek. Bij het schrijven van die brief was hij weer zelf aan het studeren, compositie bij Farkas in Hongarije. In het jaar dat hij daar was kreeg ik acht brieven van hem die ik allemaal bewaard heb. Hij bleef betrokken bij mij maar ook bij andere leerlingen. Over een van zijn leerlingen maakte hij zich grote zorgen en hij vroeg aan mij of ik hem een beetje in de gaten kon houden, misschien zelfs les wilde geven zodat hij op een positieve manier met muziek in aanraking zou blijven. Hij dreigde helemaal vast te lopen, was afgewezen voor hoofdvak theorie en wilde naar het buitenland vluchten om aan de dienstplicht te ontkomen. Maar hij was zeer gevoelig voor drugs.

Ik was in 1968 aangenomen op het Conservatorium van Maastricht. Na de lagere jongensschool en het Bisschoppelijk College, ook voor jongens, zat ik voor het eerst in klasjes met ook meisjes. Mijn moeder was bang dat het nu wel slecht met me zou aflopen en wilde me zo lang mogelijk thuis houden, ze vond het maar niets als ik zelfstandig zou gaan wonen. En mijn moeder kon op een zeer indringende manier mij het gevoel geven dat ik haar zeer groot verdriet gaf als ik daar tegen in zou gaan. Maar ik rook de vrijheid, wilde zo graag weg in mijn geboortedorp, maar durfde niet. Henri Delnooz kende zijn studenten, dus ook mij. En hij sprak met me over hoe die dingen werkten bij moeders. Ik trok de stoute schoenen aan en zei tegen mijn moeder dat ik op kamers wilde wonen. Zij huilde tranen met tuiten maar gedachtig aan mijn gesprekken met Henri Delnooz troostte ik haar, maar bleef bij mijn standpunt. De volgende dag accepteerde ze het en mijn ouders hebben me actief gesteund toen ik een kamer had gevonden. Ik ben er Henri Delnooz nog steeds dankbaar voor.

In de tijd dat hij in Hongarije was kreeg ik les van een andere hoofdvakdocent. Dat beviel me helemaal niet. Ik neigde er zelfs toe om te stoppen, ik leerde naar mijn gevoel niets en hij begreep me totaal niet. Toen Henri Delnooz terug was ging hij er van uit dat ik bij die andere docent zou blijven. Maar ik vroeg hem of hij me niet weer terug wilde hebben.
-‘Zou het niet goed zijn als je wat andere invloeden zou krijgen, je hebt al zoveel invloeden van mij gehad.’
-‘Helemáál niet! U heeft me helemaal niet beïnvloed! U heeft dingen die al in me waren los gemaakt.’
Zo voelde ik het vanuit de grond van mijn hart. Hij liet dingen horen, vertelde dingen en gaf heel open opdrachten, Ik was geïnspireerd en ging er op mijn manier mee aan de slag. Ik ontwierp al mijn harmonieleer oefeningen, elke week weer, pagina’s vol. Hij keek er naar, zei meestal niets en ging op dezelfde manier verder. En ik leerde naar mijn gevoel mijzelf allemaal dingen aan. Ook stimuleerde hij ons om iets uit te werken voor medeleerlingen. En af en toe organiseerde hij een mogelijkheid om de stukken die we gemaakt hadden na instuderen aan elkaar te laten horen.

Zijn didactiek was uniek. Bij veel studenten werkte dat goed, niet bij iedereen. Zij konden die vrijheid niet aan en zouden gebaat zijn geweest bij heel concrete opdrachten uit een methode. Maar ik vond het heerlijk en gedijde er bij.

In het eerste jaar dat ik les van hem had introduceerde hij het fenomeen “luisteravond”.  Hij zelf woonde op een steenworp afstand van het conservatorium en nodigde wie wilde uit om een keer per week op een avond bij hem thuis te komen. We zaten, met steeds meer studenten rondom een prachtige grote houten tafel en kregen koffie. Hij zette een langspeelplaat op, vertelde wat er gespeeld werd, en verder gebeurde er niet veel meer. Naar mijn idee duurde zo’n avond ongeveer twee uur. Hij wilde ons kennis laten maken met een gevarieerd klassiek repertoire. Hij was een persoonlijkheid, iedereen voelde dat en wilde daar bij zijn. Hij was iemand naar wie je wel moest luisteren. Ik herinner me een introductiedag voor nieuwe studenten. Er waren allerlei activiteiten die door meerdere docenten werden gegeven. Ook Henri Delnooz had men gevraagd om iets met de nieuwe lichting te doen. Ik zat er ook bij, volgens mij zat ik toen al in het tweede jaar en mocht er denk ik bij zijn omdat ik hoofdvak theorie ging studeren. In een grote ruimte zaten schat ik ongeveer dertig studenten. Henri kwam binnen en onmiddellijk was iedereen doodstil. Hij zei bijna niets. Toen liet hij muziek horen. Het was een deel uit Ðer musikalische Spaβ van Mozart. Toen het was afgelopen vroeg hij aan een van de nieuwe studenten wat deze vond van de muziek.
-‘Ik vond het wel mooi.’
Henri wachtte even en stelde toen de algemene vraag: ‘welke muziek is mooi?’ Na wat heen en weer vragen en antwoorden vroeg hij:
-‘Wie vond het goede muziek?’
Ik weet de antwoorden niet meer, maar toen zei hij met een enigszins verheven stem:
-‘Het is compleet wáárdeloze muziek!’ Hij maakte ons duidelijk dat het een verzameling cliché’s was. ‘En mooie muziek, zijn dat aangename, akkoorden zonder dissonanten? Dan klopt het, dan was dit inderdaad mooie muziek. Maar het gaat niet om “mooi”. Het gaat om “goed” of “slecht”. ‘
Hij prikkelde ons om daarover na te denken.
Later kwam ik er achter dat Mozart hier geniale muziek schreef, omdat hij haarscherp alle dilettantische compositietechnieken van zijn tijd liet horen in dit stuk, en eigenlijk ook tegen zijn tijdgenoten wilde zeggen: ‘jullie noemen je componist. De muziek klinkt misschien aangenaam als achtergrond, tafelmuziek, maar in de kern is hij compleet waardeloos.’

Henri Delnooz componeerde, hij was altijd wel met iets bezig. Zijn muziek was meestal niet makkelijk om te spelen. Het was ook geen “mooie”, maar het was altijd goede muziek. Op de dag dat hij begraven werd was er een bijeenkomst in de Cellebroederskapel, waar hij ook ooit trouwde. Er was geen enkele toespraak. Achter in de kapel stond zijn kist. Op de achterwand was zowel links als rechts een foto van hem geprojecteerd die een jaar eerder was gemaakt. Hij was er voor je gevoel bij, maar heel bescheiden, stilletjes, achter in de kerk. Vooraan, bij het orgel werd gemusiceerd.

De muziek die daar klonk paste helemaal bij hem. Ik denk dat hij het prachtig zou hebben gevonden. Hij was een man van weinig woorden. Maar muziek kon alles zeggen. Woorden waren niet nodig, zoals hij ook al in die brief schreef rond het jaar 1970, waarin hij Schopenhauer citeerde:

Hier een opname van een van de stukken die ook die middag klonk. Hetzelfde stuk werd een jaar eerder ook uitgevoerd. Toen was hij er nog echt bij. Ter gelegenheid van de onthulling van een plaquette op zijn woning was er toen in de Lutherse kerk een concert. Je ziet hem bij onderstaande opname bij het publiek op de eerste rij zitten, tussen zijn vrouw en zoon in.

Jammer genoeg is de opname niet al te best, en ook is er iets met de editing mis gegaan, bij het tweede lied loopt het geluidspoor niet goed samen met het beeldspoor.

Op het kaartje met het concertprogramma van de afscheidsdienst zien we een fragment van de partituur van “Zwei Bilder von Auschwitz”. Onlangs toen ik bij hem was zag ik nog in zijn werkkamer de originele partituur. Een prachtig en zeer aangrijpend werk. Dat stuk is indertijd uitgevoerd door Studium Chorale onder leiding van Eric Hermans. De KRO maakte een opname.

Zie ook mijn artikel over zijn compositie Elis, misschien wel het beste en meest indrukwekkende werk dat hij ooit schreef

Geplaatst in muziek, pedagogiek en onderwijs | Tags: , | 3 reacties